Fragment
De kar was vol. Veel te vol. Rink probeerde nog om er een stoel op te leggen door op het karrenwiel te gaan staan, maar hij viel bijna van het wiel af en de stoel gleed van de stapel en viel in stukken op de grond. Leentje zag het van een afstand en schreeuwde naar Rink dat hij voorzichtig moest zijn met meubilair.
“Het geld groeit ons niet op de rug” voegde ze er nog aan toe.
Rink deed alsof hij het niet hoorde en probeerde het opnieuw, nu met een andere stoel. Ook die viel er af maar bleef gelukkig heel. Leentje zag het niet. Ze was alweer naar binnen om koffie te zetten. Daar was ze het beste in. Verhuizen lag haar niet. Het was zwaar werk en daar had ze een grondige hekel aan. Werk is voor de mannen zei ze steeds.
“Ik zorg voor de koffie en het eten en jullie voor de dozen”.
Onne liep met een paar op elkaar gestapelde dozen naar de kar, maar zag dat die er niet meer op pasten.
“Moeten we nou tóch twee keer pa?”
“Lijkt er wel op” zei Rink en liep naar de voorkant om te kijken of de kar nog te trekken was.
Hij hief de boom en trok ... en trok ... Langzaam kwam de kar in beweging, maar doordat die ineens horizontaal kwam, rolde er van alles van de kar af. Een kastje, een tafelblad en een stuk of wat dozen. In één van de dozen zat servies en dat rolde, rinkelend en grotendeels aan diggelen, op straat.
Onne kon zich niet inhouden en lachte luid.
“Pa! Je hebt het touw niet goed vastgemaakt!” riep hij naar Rink, maar die deed opnieuw alsof hij niets hoorde en bleef de kar voorttrekken tot voorbij het huis van de buren. Toen stopte hij en liet de boom ineens vallen, waardoor er nog meer spullen van de kar rolden. De weg lag bezaaid met halve stoelen, stukken hout van kasten en tafels en met dozen en prullaria. Hier en daar was wat servies te zien, kapot natuurlijk. En midden in een grote plas water lag een kleurige pop te verdrinken.
×