Fragment
Drie uur lang had Smoske geweigerd om in dat kleine, getraliede hok te stappen. Hij herkende dat stalletje. Zodra hij erin stond, ging het bewegen. Ze gingen hem vervoeren.
Acht jaar geleden, toen hij vier jaar oud was, lokten ze hem ook al in zo’n hok. Smoske werd bij zijn ouders weggehaald en was erg verdrietig geweest. Zijn vader stond erbij en rook Smoskes tranen. Nors liet hij weten dat dat nu eenmaal zo hoorde. Neushoorn-mannen leven alleen, en zijn zuinig op hun hoorns. Dat is alles wat ze hebben.
Maar Smoske had geen zin om vervoerd te worden. Hij had geen zin om alleen te zijn. In de afgelopen jaren had hij nieuwe neushoorns leren kennen, en hij vond het heel erg om ze nu weer te moeten verlaten. Urenlang verzette hij dus geen stap in de richting van het stalletje.
Totdat Smoskes dierenarts, zijn goede mensenvriend, op het idee kwam om een veeg rode wijn onder Smoskes neusgaten te smeren. De man vertelde aan omstanders dat het de neushoorn een beetje zou bedwelmen. Onzin natuurlijk. Ook al haalde hij zijn gelijk toen de neushoorn inderdaad langzaam naar binnen strompelde. Maar dat de geur van rode wijn een drieduizend kilo zware neushoorn bedwelmde? Nee. In werkelijkheid vertelde de geur van deze specifieke wijn het verhaal van goedgemutste Franse neushoornvrouwtjes. Dat stond Smoske wel aan, en daarom ging hij die stal in.
Even later begon het hele stalletje te bewegen en veranderde alles daarbuiten zich razendsnel. Te snel voor Smoskes slechte neushoornogen.
Neushoorns hebben een enorme kop. Daarbinnen is het nogal leeg. Ze hebben meer neusholte dan hersenen. Vandaar dat Smoske zijn hele brein nodig had om in de bewegende stal rechtop te blijven staan. Dan werd hij naar rechts geslingerd, vervolgens naar achteren geduwd, dan naar links en ga zo maar door. Zodra hij probeerde alle informatie van buitenaf te verwerken, ging het fout en verloor hij zijn balans.
Het was donker. Daarbij zorgde de harde wind recht op zijn ogen ervoor dat die ontzettend begonnen te tranen, waardoor de neushoorn nog minder zag dan al gewoonlijk is voor zijn soort. Aangezien een neushoorn veel beter ruikt dan ziet, probeerde Smoske met zijn neus voor het gat te komen waar die sterke wind op stond. Maar telkens wanneer hij dat deed, kwam hij met zijn hoorn vast te zitten in het veel te lage plafond van de kleine stal. De stank die met volle snelheid zijn neusgaten binnenkwam, kon hij niet thuisbrengen, maar het rook verschrikkelijk. Bovendien zorgde de luchtstroom ervoor dat Smoskes grote neusvleugels zo luidruchtig begonnen te klapperen dat het pijn deed aan zowel zijn neus als zijn gevoelige oren. Alles bij elkaar een bijzonder onaangename sensatie. Uiteindelijk rukte Smoske zijn hoorn dan uit het plafond en probeerde hij met zijn ogen te ontdekken waar hij was. Totdat er tranen in zijn ogen kwamen en Smoske probeerde met zijn neus voor dat gat te komen.
Deze cyclus herhaalde zich een keer of tien achter elkaar. Veelvuldig onderbroken doordat de neushoorn hard tegen de zijkanten van het stalletje klapte terwijl hij meer bezig was met de omgeving dan met evenwicht bewaren.
Na een tijdje had Smoske door dat het fijner was om behalve zijn neus ook zijn ogen onder het gat te houden. Hij kon zich het beste alleen concentreren op blijven staan.
×