Samenvatting
We gruwen bij de gedachte dat in onze steden en dorpen de stilte van het graf zou heersen. De vraag is dan wat we aan geluid in de publieke ruimte prettig vinden, of op zʼn minst aanvaardbaar. Daarover lopen de meningen niet zelden uiteen. Het verkeer en machines van allerlei soort produceren ʻnoodzakelijkʼ geluid. Noodzakelijk? Ja, maar zou het niet iets zachter kunnen? Wat te denken van het snoeiharde geluid van festivals waar duizenden mensen plezier aan beleven, maar vele andere duizenden omwonenden knettergek van worden, en de vogels in paniek van raken? En kunnen de buren het niet wat zachter aan doen? Kortom: we leven omringd door een kakofonie van allerlei soorten geluid. Het mooie van geluid is dat je oren altijd open staan en je waarschuwen voor onraad. Dit ʻcadeauʼ van de natuur heeft ook een nadeel: je kunt je oren niet afsluiten voor geluid dat je niet wenst, of waar je gespannen van raakt. Zwerflawaai en ander (on)gewenst geluid gaat over de vele situaties waarbij veroorzakers en ontvangers van geluid tegenover elkaar staan. Het boek opent met enkele overdenkingen over wat geluid is, over hoe belangen kunnen botsen, en waarom je van ongevraagd geluid ziek kunt worden. Vervolgens staat het boek in een aantal hoofdstukken stil bij diverse soorten geluid, en bij de omstandigheden waarin die worden voortgebracht. Om te besluiten met pogingen om de rust ietsjes meer te laten neerdalen in onze samenlevingen. De grondgedachte die door het boek heen sijpelt is deze: Omdat de publieke ruimte van ons gezamenlijk is, is het niet eerlijk als sommigen die ruimte overmatig met hun geluid in beslag nemen en anderen dat moeten ondergaan. Het moet een beetje geven en nemen zijn.