Fragment
Nadat Annetje omstreeks 1663 overleed liet Jan Jochems Witteman herberg de ‘Witte Swaen’ vaak over aan zijn dienstmeid Catharina Gerritsdr van Meurs. Dat bleef niet zonder gevolgen gezien de verslagen van het gerecht in de jaren 1667 en 1668. Wat er precies is voorgevallen tussen Jan en zijn dienstmeid valt slechts te raden, maar in de loop van het jaar 1667 beweerde zij dat Jan beloofd had met haar te trouwen en hij dat weigerde. De zaak kwam voor het Gerecht en Jan vond vele getuigen die onder ede over de affreuze eigenschappen van zijn dienstmaagd wilden verklaren.
Grietje Cornelis en Apolonia Pieters verklaarden ‘dat zij ondervonden en gezien hadden dat Catharina van Meurs, als dienstmeid wonende ten huize van Jan Jochems Witteman, zich zodanig met de drank had opgevuld dat zij gans onbekwaam was om enige praat of antwoord te geven, ja haar zodanig aanstelde en razend was dat Grietje en Apolonia zich ervoor schaamden. Apolonia verklaarde nog dat Catharina van Meurs verscheidene malen zeer beschonken was geweest’.
Vioolbouwer Willem Clasenius en Maria Balten van der Crocht verklaarden gezien te hebben dat Catharina van Meurs in de ‘Witte Swaen’ ‘zo overladen en beschonken was dat zij in het hoekje van haar meester spuwde en gans onbekwaam was om haar woord te spreken’.
Pieter Claesz van Bergen Henegouwen en Johanna Winterkamp hadden bij hun vele bezoeken ‘gezien en gehoord dat ze zo opgevuld was van de drank en haar zo vuil en onbeschaamd opstelde, dat de eerbaarheid niet toelaat daarover te spreken’.
De 85 jarige Claes Claesz van Bergen Henegouwen en zijn huisvrouw Trijntje Jans wisten te vertellen ‘dat Trijntje Ariëns haar ronduit heeft gezegd dat Catharina van Meurs haar man om de hals heeft gevat en gezoend heeft in de bakkerij van haar man en naar de voorbroek heeft gegrepen’.
Bakker Laurens van der Lely en bakkersknecht Hendrick van der Tussenbroeck verklaarden dat toen Catharina van Meurs voor haar meester brood kwam halen, ‘zij de knecht om de hals heeft gevat en zoende en de bakker haar telkenmale heeft gezegd daarmee op te houden, want dat hij haar anders op haar gat zoude klinken en Catharina dadelijk repliceerde: “Leg een schoon tafellaken op de tafel, ik zal d’r dan wel op gaan leggen.”
×