Fragment
1. Vooraf
Dit is een wetenschappelijke autobiografie; dat wil zeggen dat hierin gebeurtenissen en activiteiten uit mijn leven worden beschreven voor zover ze relevant zijn geweest voor mijn wetenschappelijke ont-wikkeling. Een groot aantal zaken valt daarbij buiten de gezichtskring: familie en gezin, vrienden, sport, muziek, kerk en verenigingen, vakanties…Niet dat die facetten van het leven minder belangrijk zijn of waren. Integendeel! Maar ze zijn met het oog op mijn werk in onderwijs en wetenschap (toegegeven, een zeer centrale dimensie in mijn bestaan) minder relevant. Vele belangrijke aspecten van mijn levens-verhaal blijven daarom buiten beschouwing of worden slechts zijdelings genoemd.
2. Jeugd
Op 8 Maart 1935 werd ik geboren in het Zuid-Friese dorp Appelscha, gemeente Ooststellingwerf. Mijn vader was daar enkele maanden eerder benoemd als hoofd van de ‘School met den Bijbel’, en wij woonden in een ruime ambtswoning naast de school in het centrum van het streekdorp. Een grote tuin, een speelplein voor en achter de school, een kanaal voor het huis en bossen en zandverstuivingen op loopafstand vormden het decor van een onbekommerde jeugd. De oorlog, vanaf mijn vijfde tot mijn tiende jaar, kende natuurlijk wel haar angstige momenten (mijn vader moest wel eens een tijd on-derduiken, Duitse represailles, een niet ongevaarlijke bevrijding) en ongemakken (geen elektriciteit, ge-brek aan kleding, kwaliteit voedsel), maar was tegelijkertijd voor een opgroeiende jongen ook spannend en had in een dorp met gemeenschapszin en welwillende boeren een minder traumatische uitwerking dan in de grote steden en het Westen van Nederland.
In 1940 ging mijn oudere zuster Annie, met wie ik altijd samen speelde, naar de lagere school. Uit school vertelde ze me geregeld wat ze die dag had geleerd en oefenden we samen schrijven en lezen, en aan het einde van het jaar was ik eigenlijk even ver als zij, en besloot mijn vader me meteen bij haar in de tweede klas te zetten. In de zesde klas werden mijn zus en ik met nog twee andere jongens uit onze klas door mijn vader voorbereid voor het toelatingsexamen middelbare school. De keus was daarbij de HBS of het Gymnasium, beide in Assen, zo’n 20 kilometer van ons dorp verwijderd. Mijn vader vond dat we ‘for the best’ moesten gaan en in 1946 maakten we onze entrée in het Stedelijk Gymnasium in Assen, een klein elitair gymnasium met zo’n 100 leerlingen. Aan georganiseerde sport deden we in die tijd nog niet, maar onze dagelijkse 40 fietskilometers compenseerden dat gemis ruimschoots. In 1950 werd mijn vader benoemd tot hoofd van een christelijke school in Leeuwarden, en ruilden we het As-ser gymnasium voor het Leeuwarder Gereformeerd Gymnasium. De overgang was niet eenvoudig omdat de curricula niet goed aansloten: soms overlap, soms grote gaten in de veronderstelde voorken-nis. Het stimuleerde evenwel wel zelfwerkzaamheid. In 1952 deed ik met succes eindexamen bèta, met goede cijfers voor de wiskunde- en de andere bètavakken.
×