Fragment
Fragment
Kennen en gekend zijn.
.....
Ik sla mijn ogen op naar de bergen, van waar komt mijn hulp? Ik richt mijn blik omhoog, wie kan mij helpen? Mijn hulp komt van de Heer die hemel en aarde gemaakt heeft (Ps.121:1-2) Van de mensen kan ik het wel hopen en verwachten, maar erop rekenen is een heel ander iets, tja het votum is heel bemoedigend maar zijn wij ook niet aan elkaar gegeven, mag en kan een mens een medemens dan op de momenten waarop het erop aankomt, alleen maar hulp van bovenaf verwachten? God werkt toch niet alleen in het verborgene, maar toch ook in, door en met de mens?
Heer U kent mij en begrijpt mij, al wat ik doe en al wat ik ben is U bekend. Waarom is er niet meer begrip onder de mensen? Waarom kan ik ook niet dat begrip opbrengen voor die andere als die ander er anders uitziet, anders is dan ik verwacht of anders reageert dan dat ik hoop en wens. Waarom ga ik het uit de weg, waarom schaam ik me ervoor, waarom durf ik de confrontatie niet aan als het teveel afwijkt van het gangbare. Waarom denk ik bij mezelf gelukkig ben ik niet zo, gelukkig dat dat mij bespaard is gebleven. Als ik mensen niet als mijn vijanden wil zien, niet als mijn belagers, niet als mijn tegenstanders hoe ga ik dan om met het niet gekend zijn? Het probleem is niet zozeer in de mensen die mij niet kunnen begrijpen, in een andere situatie begrijp ik de ander niet. Het is dus iets wat mens eigen is, bij mij net zo of misschien net anders maar wel gelijkend. Het ligt dus niet zozeer aan de ander, maar aan het mens zijn in het algemeen.
....
×