Fragment
Tijdens de Gouden Eeuw waren de tegenstellingen tussen bijvoorbeeld arm en rijk groot, maar nergens was het welvaartsniveau zo hoog als in de Republiek. Dat gold ook voor het intellectuele niveau van de ‘gewone’ mensen, die overal over meepraatten, ongeacht het onderwerp en iedereen vrij durfden aanspreken. De Republiek vertegenwoordigde voor het buitenland een nieuw soort samenleving, waar men zich over verbaasde, zoals blijkt uit verslagen van bezoekers. Buitenlanders keken hun ogen uit: de vele werven voor scheepsbouw, de molens, het onbekende fenomeen ‘trekschuit’, de geldhandel, de handelaren in kunst en exotische voorwerpen en de armenzorg. En niet te vergeten de straatverlichting, reeds in de zestiende eeuw in Den Haag aanwezig. Standsverschillen waren voor deze buitenlandse bezoekers met moeite te herkennen. Onze tolerantie en vrijheid werd geroemd en verguisd: dat status en gezag zo weinig meetelden moest wel leiden tot anarchie. Wij zagen dat anders: de welvaart rekende af met hautain en dictatoriaal gedrag en gaf ruimte voor respect, aandacht voor het individu. Het bleek in sociaal opzicht vaak een voorbeeld voor de meeste buitenlanden.
Het individu kreeg kansen sturing te geven aan zijn of haar leven. Natuurlijk is dat laatste heel betrekkelijk. Het geld werd verdiend door een kleine bovenlaag van kooplieden, handelaren en bestuurders. Een grote groep burgers verdiende de kost als ambachtsman, ambtenaar, leraar, landarbeider of in de huishouding. Een grote onderlaag was werkloos en leefde onder abominabele omstandigheden. Soms had men tijdelijk werk, bijvoorbeeld als sjouwer in de haven en in pakhuizen. Amsterdam was de belangrijkste stapelmarkt van Europa. Aanmonsteren op een schip bood voor enige tijd zekerheid. Wat ze allemaal gemeen hadden: blootstelling aan ziekten en andere gevaren. De kindersterfte was hoog en tussen 1624 en 1666 sloeg de pest drie keer toe en maakte duizenden doden onder alle lagen van de bevolking.
Deze prestaties kwamen, hoe men daarover ook mag denken, tot stand ondanks grote verdeeldheid, standenverschil en angst voor ziekte en dood. Men leefde voortdurend in een ‘overlevingsstand’ en beleefde de wereld vanuit Bijbelse overtuiging, zoals men geloofde in de ‘straffe Gods’ als een kind overleed, de pest uitbrak, de oogst mislukte of het land onder water kwam te staan. Maar ook dankzij durf, zelfstandig denken, rechtlijnigheid, religieuze en maatschappelijke waarden. Daar kwam een verzwakt buitenland als voordeel bij. Engeland had grote interne problemen en andere landen op het continent vochten de Dertigjarige Oorlog uit. De macht van het Habsburgse Huis was feitelijk voorgoed gebroken.
Dat die verzwakte positie van onze buren slechts tijdelijk kon zijn, werd te laat ingezien. Onze defensie werd verwaarloosd. Het jaloerse Engeland viel ons drie keer aan met grote menselijke offers. Desondanks wist de
×