Samenvatting
Op Nederlandse universiteitscampussen wordt momenteel volop gerenoveerd, gesloopt en gebouwd. De basisstructuur van deze complexen werd gelegd in de jaren vijftig, zestig en zeventig, toen de universiteiten een groeispurt doormaakten. Deze ging gepaard met grote ruimtelijke veranderingen, waardoor het aanzien van de universiteiten volledig veranderde. In soms compleet nieuwe stadswijken verrezen fabrieksachtige laboratoria, ziekenhuizen en flats met werkkamers en collegezalen die eerder deden denken aan kantoorkolossen dan aan plekken van geleerdheid. In de bundel De universitaire campus worden verschillende aspecten van deze ruimtelijke transformatie onderzocht. Welke visie op de universiteit, en op de relatie tussen stad en universiteit, lag ten grondslag aan de concentratie? Pasten de nieuwe gebouwen wel bij de zeer onderscheiden werkprocessen die een universiteit herbergt? Welke idealen over de rol van de universiteit in de samenleving werden in de campussen gematerialiseerd? En voor welke uitdagingen stellen de destijds gemaakte keuzes huidige campusplanners?