Samenvatting
De gezinstherapie heeft de voorbije jaren een belangrijke evolutie doorgemaakt. Sinds het einde van de jaren tachtig wordt het denken en spreken over gezinstherapie meer en meer beheerst door taalmetaforen. Verhaal. Stem. Gesprek. Discours. Men spreekt daarom vaak over het narratieve paradigma. De narratieve gezinstherapie heeft vele gezichten. Kenmerkend voor de meeste vormen van narratieve gezinstherapie is wel dat heel wat inspiratie gehaald wordt bij postmodernistische en poststructuralistische denkers als Lyotard, Foucault en Derrida. Verder zijn ook sociaal constructionistische psychologen als Kenneth Gergen en John Shotter bijzonder invloedrijk. Kenmerkend voor de narratieve gezinstherapie is ook dat de respectvolle samenwerkingsrelatie tussen therapeut en cliënt centraal staat. Dit boek is sterk praktijkgericht, met onder meer verhalen over alcoholisme in de familie, zelfmoord bij jongeren, een gezin in rouw, ... Er wordt op een vaak verhalende manier een band gelegd tussen een aantal narratieve en postmoderne concepten enerzijds en de praktijk van de gezinstherapie anderzijds. Daarbij wordt veel belang gehecht aan de dialogische relatie tussen therapeut en gezinsleden. De vraag wordt gesteld hoe de therapeut samen met het gezin een context kan creëren waarin ruimte is voor verhalen die nog niet verteld zijn. Verder besteedt de auteur ook bijzondere aandacht aan de plaats van de therapeut in het gezinstherapeutisch proces. Het innerlijke gesprek van de therapeut is daarbij het centrale concept.