Fragment
Fietstocht naar huis
Hans was al aan de overkant van de weg en oma en mama stonden nog steeds hevig te wuiven. Hij zag hun lippen woorden vormen maar verstond hen niet. Naast hem suisden auto’s snel voorbij. Het regende dikke druppels Zijn krulletjes waren lange bruine slierten geworden. Misschien moest hij oma eens vragen waar ze die plastickapjes kocht. Het was ook winderig. Zijn vingertoppen tintelden en zijn kleine wipneus leek wel verdoofd. ‘In de auto was het warmer geweest. En droog.’, dacht Hans. Maar zeker na die ruzie over het rusthuis wilde hij even afkoelen en alleen zijn. Hij had gezegd dat hij geschrokken was. Nog nooit had hij oma zo horen roepen. Het was wel duidelijk dat ze thuis wilde blijven. Hij zat met zijn gedachten tussen de ruziemakers.
Hans zou niet thuiskomen. In een flauwe bocht week een rode auto plots van zijn rijstrook af en maaide Hans van de weg. De auto reed gewoon verder. Achter die auto reed een klein, blauw autootje. De bestuurder daarvan had alles gezien, maar stopte ook niet. Hans vloog als een projectiel zonder doel door de lucht en belandde 20 m verder met een smak in een greppel. Zijn fiets was doormidden gebroken en lag een eindje verder. De lichtjes die oma had gekocht, knipperden nog. In de andere rijrichting reed net een thuisverpleger voorbij. Die had alles zien gebeuren. De geschrokken getuige liep zo snel mogelijk naar de kant van de weg en knielde neer naast Hans. Hans bloedde aan het hoofd. Zijn ene arm lag gestrekt in het gras en de andere leek wel een boemerang. De verpleger verzorgde de wonden aan zijn hoofd en belde de hulpdiensten. Hij zei dat de verwondingen ernstig waren. Dat er daarom niet alleen een gewone ziekenwagen moest komen, maar ook een gespecialiseerd medisch team. De thuisverpleger bleef de hele tijd bij Hans. Hij sprak rustig met hem en zei dat hulp onderweg was. Enkele minuten later kleurden blauwe zwaailichten de bomen aan de kant van de weg ijzig blauw. Hier en daar werden gordijnen opzijgeschoven of verschenen nieuwsgierige mensen op de stoep. In een van de huizen woonde Mark, een vriend van oma. Soms gingen ze samen naar de markt. Hij bekeek alles door een verrekijker.
×