Fragment
Na een half uurtje gaan de fraaie appartementencomplexen aan weerszijden van de weg over in betonnen, kleurloze blokkendozen met kleine raampjes, een teken dat we de rand van de stad naderen. Na enige tijd vallen er tussen de betonnen woningen steeds meer gaten, waar de wind vrij spel heeft en wervelwinden het huisvuil en stof doen opwaaien. Schaars geklede kinderen spelen met een bal. Verderop vermaken kinderen zich in een verroeste TAV. Ik weet wat er komen gaat, maar iedere keer verbaast de aanblik van de naderende grens me weer. Honderd meter voor ons houdt de weg abrupt op en doemt een metershoge muur van gras op. De stadsgrens. Ook Linda is onder de indruk en pakt mijn hand vast. We stoppen even om dit indrukwekkende tafereel goed in ons op te nemen. De hoofdweg gaat over in een platgetrapt zandpaadje met aan weerszijden gras en onkruid. We passen onze snelheid aan. Zo zweven we met een snelheid van 10 km per uur op een hoogte van 20 cm boven het pad. Na een uur zien we in de verte een zwerm kraaiachtige vogels. Ze eten van een kadaver. Als we de plek naderen, vliegen de vogels verschrikt weg en zien we het halfvergane lijk van een jonge man. De helft van zijn lichaam is al weggevreten.
‘De arme stakker heeft de Outlands niet meer kunnen bereiken’, zeg ik tegen Linda. Ze trekt een vies gezicht en zegt:
‘Waarschijnlijk ziek en zijn medicijnen niet meer hebben kunnen betalen, niet tot last van zijn familie willen zijn en geprobeerd in de Outlands te komen.’
We laten het lichaam achter ons. Over ongeveer een uur zullen we de afvalbergen van de Outlands in zicht krijgen. Boven ons vliegen regelmatig Garbage Vehicels, om afval weg te brengen.
Het gaat schemeren. We verhogen onze snelheid om de poorten van de Outlands te kunnen bereiken voordat de duisternis invalt.
×