Samenvatting
In zijn tweede boek Onkruid maakt Bram Moszkowicz korte metten met heilige boontjes, bleekneuzige betweters, kwetterende papegaaien, over het paard getilde grootheden van klein formaat, maar spaart ook zichzelf niet. Moszkowicz neemt het op tegen krachten die hem de mond willen snoeren. Ze verschuilen zich temidden van de stadsplantsoenen onder de stoeptegels, en soms zijn ze zelfs onvindbaar als anonieme bron. Moszkowicz maakt er korte metten mee. Hij doet dat strijdlustig en met oratorische kwaliteit: speels, trefzeker, fijnzinnig, vilein en noemt man en paard. 'In mijn eerste boek schreef ik al over onkruid: nooit eerder vond ik het nodig de halve waarheden en leugens die men in de media over mij debiteerde op andere wijze dan met het woord tegen te gaan. Niettegenstaande het feit dat ik als jonge advocaat al merkte dat dat gelijk stond aan onkruid wieden: je trekt wat uit en schraapt wat weg, een paar dagen later kun je weer opnieuw beginnen.'