Fragment
KOTÄLLA
“Ergens in februari van ’45 ging het fout. Ik denk dat buren mooie sier dachten te maken door ons te verlinken bij de mof. ’s Middags stopte er een groene legertruck. Ik keek door een bovenraam. Enkele Duitsers stapten uit, Mijn broer Henri deed open en toen was het "mitkommen"! Moesten we aan de achterkant via een klein laddertje het vrachtdeel in. Zaten we tussen de Wehrmacht¬soldaten op een houten bankje. Ik was ongerust en kon alleen maar denken aan de reactie van mijn vader. Dat we het fout hadden gedaan. Dat we ons hadden laten oppakken. Dat ging thuis gedoe opleveren. Daaraan dacht ik, in die vrachtwagen. Daar zag ik zeer tegenop!
De Duitsers in de truck waren vriendelijk. Waarom ook niet? Ik had niks gedaan. Ik was amper achttien en paste op het huis van mijn vader. Ik had weinig te vrezen, toch?”
Hij valt stil. Mijn gedachten dwalen af. Tegenover mij zit mijn vader. Hij heeft gehoorapparaten in en vanuit een kastje aan de muur loopt verse zuurstof in een slang naar zijn neus. Hij vertelt over zijn oorlogstijd.
Hoe oud ben ik nu, hoe oud is hij? Samen goed voor honderdveertig jaren en nooit eerder bracht zijn stem de oorlog zo dichtbij. Hij vertelt over de vrachtwagen die uiteindelijk stopte op de appelplaats van Kamp Amersfoort. Ik vraag me af hoe erg dat daar was.
’s Avonds glijden mijn ogen over wat Amersfoortse getallen: in totaal zijn in Kamp Amersfoort meer dan 35.000 gevangenen geregistreerd. Bijna 20.000 moesten op transport naar Duitsland. Ruim 14.000 gevangenen gingen naar concentratiekampen en meer dan 5.000 naar werkkampen bij Duitse bedrijven. Veel mensen kwamen nooit meer terug. 658 gevangenen overleden in Kamp Amersfoort. Van deze 658 zijn ruim 400 gevangenen in de nabije omgeving van Kamp Amersfoort geëxecuteerd.
Daar zat hij dan. Omdat zijn vader hem had achtergelaten. Omdat de buren hun kans schoon zagen. Omdat zijn oudere broer een Duitse schone onderdak gaf. Dat althans, vertelde mijn vader na een korte pauze.
×