Fragment
Mijn verplichte rondje door de tuin zit er bijna op als ik in de verte de bel van de poort hoor. Behoedzaam loop ik in de schaduw van het huis naar het hondenhok. Elgar is opgesloten in zijn kooi. Hij heeft van de baas op zijn kop gekregen omdat hij vaak blaft. Hij slaat zelfs aan als er niemand voor de poort staat. Een voorbijvliegende vogel doet hem reeds grommen en dat grommen gaat vaak over in blaffen. Hij heeft zichzelf niet in de hand, mogelijk is deze afwijking veroorzaakt door het doorfokken van zijn ras. Voorlopig blijft hij daarom opgesloten in zijn kooi. Ik sluip beschut door de talrijke struiken en bomen naar het hek om een glimp van de bezoeker op te vangen. Het is een oude man. Hij was hier een week geleden ook en werd toen door het dienstmeisje binnengelaten. Nu blijft het angstvallig stil aan de poort. Hij belt nogmaals aan en roept zijn naam nog luider in de luidspreker. “Milan Tula” versta ik.
‘Moster, ik wil je nog een keer spreken’, roept hij nu.
Het blijft stil.
‘Ik wil weten hoe jij van het hotel afwist’, hoor ik hem nu kwaad roepen.
Ook nu blijft het angstvallig stil aan de poort. Ik weet zeker dat Moster thuis is. Een uur geleden zag ik hem nog in de tuin wandelen.
Dan hoor ik een klik en daarna gaat het hek piepend open. De man blijft aanvankelijk aarzelend staan en twijfelt om de tuin in te lopen. Vanachter een bosje sla ik hem gade.
De oude man kijkt om zich heen en loopt dan door de poort naar het huis.
Dit is een buitenkans. Hiervoor ben ik per slot van rekening opgeleid. Ik sluip, zonder dat hij mij ziet, langs de bosjes achter hem aan. Wanneer is het juiste moment? Wat kan ik mij van de training herinneren? Geen geluid maken, vanachteren besluipen en onverwacht toeslaan. Ik loop nu op nog geen meter afstand. De oude man heeft niks in de gaten, zijn gehoor is vanwege zijn hoge leeftijd waarschijnlijk niet meer zo goed.
×