Samenvatting
‘Behoed je hart boven alles wat bewaard moet worden, want daar vindt het leven zijn bronnen,’ zegt de Spreuken-dichter in de Bijbel. De worsteling om die zuiverheid, de strijd met de weerbarstigheid van de werkelijkheid en het omgaan met de beperktheden van het aardse bestaan vormen kernen in deze gedichtenbundel van Arie van der Stoep. Soms zijn de gedichten eenvoudig van beeld en vorm, bijvoorbeeld in sprekende beschrijvingen van belevingen in de natuur. Maar even zo vaak zijn het intense en bewogen uitingen in een vrije versvorm. Als de nacht het kleed van de stilte om hem heen drapeert of wanneer hij zich bekleed ziet met licht of moe van nutteloos gepraat en van verzet der zinnen neerligt op zijn schaarse grond, steeds weer zijn daar de klopsignalen van een hart dat z’n wezenlijke waarden vindt of zoekt in de wereld van die Ene en van het eeuwige. En dat er de verrukkingen van ondergaat. Zo is deze bundel een persoonlijk document met een eigen zeggingskracht en intensiteit.