Samenvatting
Artistiek-filosofische verkenning van afstand en nabijheid, het terra incognita tussen het zelf en de ander. Leef je voor jezelf of voor de ander? Waar ligt de grens tussen overgave en ongebondenheid? Zowel de oosterse als de westerse filosofie thematiseert deze spanning tussen intimiteit en onthechting. Beide denktradities raden ons doorgaans aan om minder op onszelf te letten, want zo kunnen wij ons werkelijk met de wereld verbinden. Het gevaar van dergelijke intimiteit is echter zelfverlies. Al te grote onthechting kan dan weer leiden tot isolatie. Zo moeten we steeds de balans vinden tussen verbinding met de ander en verheerlijking van ‘het dikke ik’. Intimiteit en onthechting toont dit evenwicht via vier toonaangevende en radicale (levens)kunstenaars uit de twintigste eeuw: dichter Paul Celan, componist Claude Vivier, schrijfster Clarice Lispector en beeldend kunstenaar Alberto Giacometti. Zij belichamen vier mogelijke levenswegen of moderne deugden: herbronning, compassie, vrijgevigheid en succesvol falen. Een levenskunst tussen ‘ik’ en ‘ander’. Michel Dijkstra (1982) is docent en publicist op het gebied van oosterse filosofie en westerse mystiek. In 2019 verscheen In alle dingen heb ik rust gezocht. De weg naar eenheid van Meister Eckhart en zenmeester Dōgen. Eerder publiceerde hij onder meer Zenboeddhisme (2010), Inleiding taoïstische filosofie (redactie, 2015) en Basisboek oosterse filosofie (2016). ‘Mystieke en poëtische teksten over de verbinding tussen mens en wereld laten vaak alleen het tot uiterste verfijning gerijpte eindstadium van de zoektocht naar de balans tussen zelfverlies en zelfbevestiging zien. Dat wij niet aan dit ideaalbeeld kunnen voldoen, hoeft volgens mij niet te leiden tot defaitisme. Met dit soort utopische vergezichten in je achterhoofd kun je zelf, bij wijze van spreken elke dag opnieuw, een levenskunst tussen intimiteit en onthechting vormgeven. Hierbij kunnen voorbeelden uit de wereld van de kunst behulpzaam zijn. In de levens en werken van sommige kunstenaars zijn de ideeën over een volmaakte balans tussen zelfverlies en zelfbevestiging aanwezig. Mislukking, verstarring, dwaling en allerlei vormen van obstructie worden door deze artistieke figuren niet toegedekt, maar zijn onlosmakelijk verbonden met hun levenskunstige wegen.’