Fragment
Opeens had ik een herinnering van zoenen op mijn lijf, herinneringen van een hongerige mond op die van mij, een kriebelende baard en prachtige groenblauwe ogen.
Het was net alsof de mist in mijn hoofd tot flarden gereduceerd werden. Er was zeker een man geweest. Ik probeerde me te herinneren wie.
King! Ja, hij heette iets met King. Ik typte King in de zoekmachine, maar toen kwam Elvis Presley onder andere naar boven. Nou die was het zeker niet. En ook die reuzen aap niet.
Maar waarom had die King een briefje achtergelaten met, zoek me niet, in code? Als het een grapje was dan vond ik het meteen al een vreselijke vent.
Waarom zat het in mijn laptop? Was dat nou voor aanwijzing en waar verwees het dan naar?
Er kwamen steeds meer vragen bij, dan dat er antwoorden verschenen.
Zoek me niet. Het kon betekenen dat ik dat niet mocht doen. Het kon betekenen, dat ik dat misschien juist wel moest doen, maar dat hij het niet wilde. Het kon zelfs zo zijn, dat ik hem ook niet kon vinden.
Geïrriteerd sloot ik de laptop. Misschien moest ik hem ook niet willen zoeken, zo’n vage vent! Misschien moest die King mij maar zoeken, aangezien hij wist waar ik was! Dat leek me veel gemakkelijker.
×