Fragment
'Ze huilt.
Maar dit is nog niks.
Ik start de kettingzaag. Het onmogelijke gebeurt. Haar ogen blijken nog verder open te kunnen. Ik zal haar redden. Alleen niet op een manier die ze zelf ooit bedacht zou hebben.
Terwijl ik de kettingzaag dreigend omhoog, en richting haar gezicht beweeg, knijp ik een paar keer kort achter elkaar in de gashandel. Hoewel ik weet dat het zinloos is - ze kan het immers niet navertellen - maak ik de beweging iedere keer weer. Gewoon omdat het van mij verwacht wordt. Feitelijk kan ik het ook niet helpen dat ik ben wie ik ben en dat ik doe wat ik doe. Het zwaaien met de ronkende kettingzaag hoort erbij omdat het erbij hoort.
Seriemoordenaars zijn nou eenmaal beesten.'
×