Samenvatting
Als voorkomen van schade beter is dan genezen, dan is het rechterlijk bevel en verbod de primaire remedie om dat voor elkaar te krijgen. In een tegelijkertijd wetenschappelijke én praktische uitwerking hiervan, zet deze publicatie op overtuigende wijze uiteen hoe dit werkt. Iedereen die zich bezighoudt met rechtshulpverlening zal het over één ding eens zijn: het voorkomen van schade is beter dan genezen. Precies daarvoor is er het rechterlijk bevel en verbod als primaire remedie. In Rechterlijk bevel en verbod wordt op overtuigende wijze het belang geschetst van deze preventieve remedie. Hiertoe worden verschillende zaken besproken. Zo wordt de huidige stand van zaken geschetst tegen de achtergrond van het supranationale recht, wordt uitvoerig aandacht besteed aan de rol en de ruimte van de rechter en komen het kort geding en de ruimte die een kort geding-rechter heeft ruimschoots aan bod. Het maakt dit werk bijzonder relevant voor praktijkjuristen, omdat zij hier met het formuleren van een vordering en het bepalen van de processtrategie rekening mee moeten houden. Deze titel is relevant in het licht van de oplaaiende (maatschappelijke) discussie over de rol van de rechter, mede aangewakkerd door het toegenomen aantal collectieve acties tegen de Staat (denk aan Urgenda en sommige corona-procedures). In Rechterlijk bevel en verbod wordt de positie van de overheid bij het bevel en verbod besproken en wordt onderzocht wat de invloed van het Unierecht en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens is op de nationale remedies. Daarmee wordt ingegaan op de rol van de rechter vanuit het perspectief van de noodzaak schade te voorkomen. Hoewel dit een wetenschappelijke publicatie is (het is de wetenschappelijke uitwerking van de in 2019 verschenen monografie), wordt de praktijk allerminst uit het oog verloren. Zo worden de valkuilen waar een partij tegenaan kan lopen uitvoerig besproken. Het resultaat is een onderbouwd én praktisch toepasbaar werk, dat advocaten, rechtshulpverleners, rechters en ieder ander die zich met de civiele rechtspraktijk bezighoudt en procedeert in bodemprocedures of kort geding gelezen zou moeten hebben.