Fragment
'Zwem voor mij in de zee?' vroeg Gonnie mij in die brief. Haar verlangen naar het zoute water, een verlangen naar drijven, naar het openen van haar poriën, naar de sensatie van frisse water langs een vrouwenlichaam; een verlangen naar intens leven en naar lichamelijkheid. Ik kan haar verlangen voelen.
Het donker in mij scheurt aan flarden, wappert als zwart plastic in de wind. Gefladder van zwarte kraaien, een kunstwerk dat ik niet begrijp.
Ergens onder haar huid is een gemis dat zich niet laat vullen, wat ze ook doet. Ze kan er niet aan wennen dat de zon hier ondergaat achter de huizen in plaats van achter het licht glooiend Limburgs landschap. Ze heeft haar geboortegrond verlaten. Gerooide aarde wordt op den duur woestijn.
In de verte het driftig kloppen van de specht, het niet te stoppen tikken van de tijd. Oneindigheid en eindigheid vlechten een ritme tussen eb en vloed.
Gonnie vroeg mij in haar mail niets over mijn bezoek aan Naomi Zuidema, niet over hoe het was geweest, niet wat ik van haar vond. Zelf durfde ik haar er niet over te schrijven. Geen woorden daarover en al helemaal niet op papier. Woorden zouden bij lange na niet de lading van dit bezoek kunnen dragen.
Had ik er maar niet op aangedrongen om alleen naar mij toe te komen, dan was het misschien anders gelopen.
×