Fragment
1. Noodsprong
‘Ik kan je horen’, zenuwachtig hield ik het pistool met mijn rechterhand vast. Ergens achterin werd aan de rechterkant tegen een houten kist getrapt. Het schurende, krassende geluid van ruw hout van de kist op de ruwe houten planken van de zolder. ‘Het spel is gespeeld. Je kunt nergens naar toe…’, ik hoopte dat mijn pokerbluf ook maar enigszins geloofwaardig was. Twee, of misschien zelfs wel drie of vier, muizen trippelden gehaast over de planken op zoek naar een veilig heenkomen. Het geluid van schuifelende voeten. Mijn wijsvinger ging als vanzelf naar de trekker van het pistool. Het was maar goed dat er geen schot werd gelost, omdat ik vast en zeker in mijn goede rechterbovenbeen had geschoten, dan was ik helemaal immobiel geworden. Niet dat ik nu een marathon kon lopen; zelfs geen sprintje van mijn bed naar de badkamer. Het duurde even voordat ik besefte dat hij een kat-en-muisspel met mij speelde. Ik vormde geen serieuze bedreiging voor hem. Als een kogel al kans zag om een gat in zijn vlees te slaan, dan mocht dat een klein wonder heten, want mijn trefzekerheid was uitzonderlijk laag. Edward had herhaaldelijk gezegd: ‘Richt op het doel en haal de trekker over. Niet over nadenken. Richten op het hart en schieten, maar pas als het doel op een afstand van een metertje of vijf is.’ Het klonk zo eenvoudig: richten en schieten. ‘Geef je over nu het nog kan!’, ik wist dat hij de zolder niet levend mocht verlaten, maar ik moest hem met valse beloften dichterbij zien te lokken. Zeker tot op vijf meter afstand. Een gestommel, meteen keek ik naar de stellingen aan de linkerkant, een kegelbal kwam aanrollen. Ik tilde het wapen op en richtte dreigend naar de stellingen die vol met dozen, koffers en tassen stonden. Het kostte mij veel moeite om het pistool omhoog te houden. Nadat Edward mij de zoldertrap op had getild en op de ruwe planken vloer had neergezet, verbood ik de bediende om de rolstoel naar boven te brengen en om mijn woorden kracht bij te zetten, sloot ik het zolderluik en ging er met bonken en stoten bovenop zitten. Een lastige klus om met één gezonde arm en één been te doen, maar dat was nog niets vergeleken met het proberen rechtop te blijven zitten. Eigenlijk onbegonnen werk, maar ik had geen keuze. Zodra ik van het zolderluik afstapte... ‘rolde’ is waarschijnlijk een correctere beschrijving… zou Edward zijn kans schoon zien om het luik te openen en de zolder te betreden. Ik wilde hem niet onnodig in gevaar brengen. Hij had nog goede jaren in het vooruitzicht, terwijl het in mijn herfst al behoorlijk koud begon te worden van de naderende winter. ‘Het is te laat voor berouw… geef jezelf over!’, de rechterhand met het pistool liet ik langzaam zakken.
×