Fragment
Inleiding
De Chinese Innerlijke Alchemie
De innerlijke alchemie, als daoïstische stroming, beschrijft in termen van een alchemistisch proces zowel een praktijk als een levenshouding waarin de oorspronkelijke, onbedorven aard van de mens wordt bevrijd van het onwerkelijke en beperkende, waarmee hij door de menselijke geest wordt bedekt en gehinderd. Tegelijkertijd wordt het lichamelijke bestaan zo vol mogelijk geleefd, zonder bemoeienis of beperking door kunstmatige gewoontes of opvattingen. De geschriften spreken over het vervullen van de Ware Aard en het vestigen van het Leven , waarbij wordt gewaarschuwd voor eenzijdigheid: hoewel deze twee in wezen één zijn, moeten ze beide worden waargemaakt.
De Ware Aard van de mens is een lege openheid, die alles worden kan. Het is de openheid in de menselijke geest, waarin zich volkomen spontaan van alles kan vertonen: gedachten, beelden, voorstellingen, gevoelens, impulsen, enzovoort. De Ware Aard is open geestkracht, die nog niets geworden is. Li Daochun noemt het in de Zhongheji, de Bloemlezing over Centrale Harmonie, ‘het éne punt van ware, voorhemelse geestkracht’. Het is het vermogen tot Zicht, tot waarnemen, van ons bewustzijn, op zichzelf open en leeg. De Ware Aard is nauw verbonden met de geestelijke en mentale kant van het menselijk bestaan, en wordt gesymboliseerd door het I Tjing-trigram ‘het Zich Hechtende’.
Het Leven, of de Bestemming, is de levensstroom die door ons heengaat, de stromende levenskracht, die zich uitdrukt in feitelijke ervaringen: handelingen, gebeurtenissen en situaties zoals ze zijn. Deze kant van het menselijke bestaan is vast en onwrikbaar: wat gebeurt, gebeurt, en wat wordt gedaan, kan niet ongedaan worden gemaakt. De feitelijke levensstroom is in wezen betekenisloos, hij is alleen maar wat hij is. Een gebeurtenis of beleving heeft op zichzelf immers geen betekenis. Die betekenis ontstaat pas als hij in de geest wordt opgenomen, als de Ware Aard als het ware wordt ‘gevuld’ met de feitelijke ervaring. Het Leven is lichamelijk, direct verbonden met de lichamelijke werkelijkheid; betekenis daarentegen is iets van de geest. Li Daochun noemt het Leven ‘het éne punt van ware, voorhemelse vitaliteit’. Het wordt gesymboliseerd door het I Tjing-trigram ‘het Onpeilbare’.
In ons gewone dagelijkse bestaan zijn deze twee kanten van het leven als het ware ‘uit elkaar gegaan’, ze zijn niet meer in volkomen harmonie met elkaar. Dat ervaren wij als een gebrek aan eenheid, waarbij onze opvattingen, verwachtingen en voorstellingen niet meer helemaal, of ook wel helemaal niet meer, overeenstemmen met ons feitelijke leven. Het leven ‘van binnen’ is niet in overeenstemming met het leven aan de buitenkant, en er zijn conflicten tussen de lichamelijke en de geestelijke of mentale werkelijkheid. Ook van binnen ontstaan conflicten en ongerijmdheden, waarbij verstand en gevoel elkaar tegenspreken, en onze daden onze eigen waarden tegenspreken. We zeggen niet wat we bedoelen, en we doen niet wat we zeggen. Dit alles is uitdrukking van het gebrek aan harmonie tussen onze aard en ons leven.
De oorzaak van dit gebrek aan harmonie is conditionering: in het omgaan met en de aanpassing aan de duale werkelijkheid raakt de geest geconditioneerd en verstart hij in vaste opvattingen, interpretaties, meningen, gedachten en verwachtingen, op grond van ervaring. De oorspronkelijke openheid is dan bedekt, en kan niet meer onbevooroordeeld en vrij uitdrukking geven aan wat ze ‘ziet’. Je zou kunnen zeggen dat we niet meer zien wat we zien, maar wat we denken dat we zien. En ook het lichaam en het handelen raken geconditioneerd: sommige dingen doen we niet, andere dingen juist wel, we leren om iets op een bepaalde manier te doen, en we zoeken bepaalde ervaringen op terwijl we andere vermijden. Ook ons feitelijke keuzepatroon en onze stijl van handelen verstarren: het Leven raakt gevangen en wordt saai, zich herhalend en vaststaand. En juist omdat beide, dus het Zicht en de Stroom, vast worden, passen ze heel vaak totaal niet meer bij elkaar. Anders gezegd: ze zijn ieder op hun eigen manier vals en onwaar geworden. De Aard is niet meer open en leeg, en het Leven is niet meer stromend en vrij.
De alchemistische praktijk is erop gericht om de harmonie tussen aard en leven, tussen geestelijke en feitelijke werkelijkheid, te herstellen. Dan vertolkt de geest het Leven als uitdrukking van eenheid, en niet iets anders, en wordt het Leven gezien zoals het is, onvervormd en onbevooroordeeld. Ervaring en het kennen daarvan gaan harmonisch samen in eenheidsbeleving. De werkelijkheid wordt gezien én ervaren als uitdrukking van eenheid, de Dao. Dan is alles één met de Dao, en staat niets los daarvan, of los van iets anders. Dat gaat dus uiterst ver: ik ben werkelijk verbonden met ieder ander, één met ieder ander, er ís helemaal geen ander of een op zichzelf staand ik, er is enkel kennende ervaring. Er is geen wereld die op enigerlei wijze losstaat van mezelf, of die in enig opzicht als onwenselijk kan worden beschouwd. Er wordt helemaal niets beschouwd, niets nagestreefd, niets vermeden. Ik ben, beleef en druk uit: eenheid. Uiteraard staan dan ook toekomst en verleden op geen enkele manier meer los van het nu, er is alleen maar het eeuwige nu. En daarom wordt er over onsterfelijkheid gesproken: de kennendheid, het gewaarzijn is niet gebonden aan iets wat daarin ontstaat en weer vergaat of aan iemand die daarin geboren wordt en weer sterft. Dat zijn verschijningen in de geest, die uitdrukking zijn van de Dao, maar de uiterste lege openheid zelf identificeert zich op geen enkele manier met verschijnselen die komen en gaan. De identificatie met bepaalde verschijnselen, zoals een persoonlijkheid, is immers zelf een verschijnsel in het lege Bewustzijn, de Dao, die eeuwig is en onsterfelijk.
Meegaan en Omgekeerd gaan
Hoewel het leven dus zich uitdrukkende eenheid is, zien en ervaren wij mensen het leven meestal niet als zodanig. Daarom zullen eerst de belemmeringen, die deze bewuste eenheid gewoonlijk onmogelijk maken, opgeruimd moeten worden. En dat is precies waar het de alchemisten om te doen is: zuivering, of cultivering van het bewustzijn, zodat onze Ware Aard en het Leven vrijkomen, en eenheid uitdrukken. De alchemie is daarom een praktijk waarin via zuivering wordt teruggekeerd naar onze oorsprong: de eenheid, de Dao, waaruit we zijn voortgekomen. Daarom wordt de alchemistische weg ook aangeduid als ‘Omgekeerd gaan’, tegen de richting van ontwikkeling en differentiatie in. Dat is de weg van weten naar niet-weten, van kundig naar onkundig, de weg van vereenvoudiging, de weg terug naar de oorsprong, het oorspronkelijke. Dat is inderdaad ook omgekeerd aan de gebruikelijke levensweg van mensen, die ‘Meegaan’ wordt genoemd, de weg van ontwikkeling, waarop we steeds verder komen, beter worden, meer bereiken en tot meer in staat zijn in de fysieke wereld, de weg van opgaan, blinken en verzinken. Maar op die weg raakt de oorspronkelijke eenheid steeds verder uit het zicht, en uiteindelijk voert ze naar verstarring en de dood.
Wat op de weg van Meegaan door iedereen wordt gezocht maar nooit zal worden gevonden, is vervulling, duurzame vrede, vrijheid en geluk. Weliswaar kan tijdelijke bevrediging op die weg worden ervaren, maar ze brengt ook lijden met zich mee, via onvrede, conflicten en zelf veroorzaakte rampspoed en ellende. Maar tot de gewenste duurzame vrede zal ze nooit kunnen leiden, om de eenvoudige reden dat het gezochte de oorspronkelijke eenheid is, waar ze nu juist steeds verder vandaan voert. Vrede en geluk, vrijheid en vervulling bestaan niet in de dualiteit en kunnen buiten onszelf niet gevonden worden, omdat ze inherent in onszelf aanwezig zijn. Dat ervaren we zodra we weer heel en compleet zijn, en dat zijn we als we ons weer met de Dao, de oorsprong hebben verenigd. Want dat is wat we missen, en waar we zo naarstig naar op zoek zijn: vereniging met onze eeuwige bron, die we uiteindelijk zelf zijn. Maar in de dualiteit en op de weg van ‘Meegaan’ zijn we dat jammer genoeg vergeten. Niet voor niets beschrijft de grote daoïstische meester Zhuang Zi al rond vierhonderd voor Christus het menselijk bestaan in de dualiteit, waarin de bron vergeten wordt, als een uitzichtloze en hopeloze zaak:
“Wanneer de bron opdroogt, blijven de vissen met elkaar op de bodem. Dan blazen ze op elkaar met hun adem, en bevochtigen ze elkaar met hun speeksel, maar toch weegt dat niet op tegen het elkaar vergeten in de wateren van de rivieren en de meren”.
Pas wanneer we ons dit realiseren, en beginnen te verlangen naar onze eigen oorsprong, omdat we beseffen dat ons gemis en onze onvrede het gevolg zijn van het verliezen van het contact met de bron, begint de weg van de terugkeer, en gaat het alchemistische werk beginnen. De alchemistische meesters noemen het verlangen om terug te keren, om weer samen te vallen met de bron, de ware intentie. En ze maken duidelijk dat het alchemistische werk alleen gedaan kan worden vanuit die ware intentie, en anders meteen tot mislukken is gedoemd.
Zuivering in stilte: het stookproces
De zuiveringspraktijk tijdens het Omgekeerd gaan wordt voorgesteld als een alchemistisch stookproces, waarbij twee ingrediënten worden verzameld en in een vat worden gestopt. Die twee worden kwik en lood genoemd, en hebben betrekking op de fundamentele dualiteiten in ons bestaan, zoals geest en lichaam, of aard en leven. Dat vat wordt gesloten en in een oven geplaatst, en daarin wordt vervolgens een vuur gestookt. Dan ontstaat op een gegeven moment het elixer, dat wil zeggen de zuivere eenheidsbeleving, waarna het stookproces erop gericht is dat elixer duurzaam en onverwoestbaar te maken.
Deze beeldspraak heeft betrekking op het ervaren van spanning en tegenstelling in de dualiteit. Bij lastige tegenstellingen is het op de weg van Meegaan gebruikelijk om te proberen één van de twee polen weg te werken, of uit het bewustzijn weg te drukken. Maar in het vat stoppen en stoken betekent dat we in plaats daarvan ruimte maken om de spanning en het conflict vol in het bewustzijn toe te laten, beide polen tegelijk te ervaren in hun onverenigbaarheid, en dat we niet proberen het op te lossen of er vanaf te komen. We blijven met aandacht volgen wat zich afspeelt, net zo lang tot in het bewustzijn opdoemt wat de ware intentie in de betreffende spanning vraagt. Daarbij wordt de tegenstelling overstegen: ze bestaat slechts als creatieve spanning binnen een bewustzijnsveld, dat heel blijft, omdat de ware intentie leidend blijft en de tegenstelling blijft omvatten. Daarom wordt de ware intentie ook het ware vertrouwen genoemd: het vertrouwen dat alle spanning en dualiteit in het bewustzijn zal oplossen, en zal uitmonden in een uitdrukking van eenheid, ook al wordt die nog niet gezien.
De alchemistische meesters benadrukken dat dit proces moeilijk is, dat het uiterste en onafgebroken toewijding vraagt, en dat het tijd kost. En ook dat er een echte leraar bij nodig is, iemand die het proces tot aan het definitieve einde heeft doorlopen, want zelf uitzoeken leidt alleen maar tot fouten en uiteindelijk tot volkomen verdwalen, waardoor alle moeite en toewijding zinloos is geweest.
In het stookproces wordt een aantal fasen onderscheiden, die betrekking hebben op de verschillende stadia van een cyclus. Die stadia worden beschreven in termen van de seizoenen van het jaar, met de uitdrukkelijke kanttekening dat dit niet letterlijk moet worden genomen, maar dat het een weergave is van het algemene verloop van een natuurlijke cyclus. Het is aan de leerling om te herkennen welk stadium van de cyclus aan de orde is, zodat het stookproces afgestemd blijft op wat zich voordoet. Dat stoken van het vuur is de verbeelding van een spanningsboog: soms is intense aandacht nodig, soms rustige oplettendheid, en soms volkomen ontspanning en loslaten. Daarom wordt gesproken van het opstoken van het vuur, het temperen en dan zacht gaande houden ervan, of het doven van het vuur. Die spanningsboog is direct gekoppeld aan het natuurlijk verloop van verschijnselen, zoals die in ons bewustzijn opkomen en weer verdwijnen. Het volgen van de natuurlijke spanningsboog bij wat zich in het bewustzijn afspeelt, is in wezen het stookproces. Daarbij kunnen heel vlug en gemakkelijk fouten worden gemaakt: te weinig aandacht, te veel aandacht, of aandacht op een verkeerd moment. Precies in het richten en afstemmen van de aandacht werkt het mechanisme van controle, en van afkeer en begeerte, dat doet voortgaan op de weg van Meegaan, en juist daarom is het zo belangrijk om afgestemd te blijven op wat zich voordoet, zodat de aandacht vrij blijft van de geconditioneerde gewoontepatronen.
Het vrij blijven van de aandacht kan maar op één manier worden bewerkstelligd, en dat is door stil te worden. Alleen dan kan ervaren worden wat vanuit de Dao instroomt, en hoe afkeer en begeerte, en de daarmee samenhangende gewoontepatronen, dat vervormen en verbuigen, en in toenemende mate splitsen en verder doen versplinteren. Want in alle verdeeldheid die in het bewustzijn ontstaat, en die in die in de ervaringsstroom wordt beleefd, is toch altijd een essentie aanwezig, die van de oorspronkelijke eenheid getuigt. Zodra die essentie, die we bijvoorbeeld ervaren als geweten, of als een onwrikbaar aanvoelen van een waarheid te midden van allerlei verwarring, bewust wordt gezien, ervaar je direct het elixer: eenheid, duidelijkheid, ruimte en rust, waarin alles ‘op zijn plaats valt’.
Wanneer aldoor wordt onderscheiden wat van de Dao afkomstig is, en wat door conditionering wordt vervormd, kan het handelen uiteindelijk voortvloeien uit de vrije levensstroom, die heel is en afkomstig uit de eenheid, en die niet wordt bepaald door geconditioneerde reflexen. Het ‘verzamelen en in het vat stoppen van de ingrediënten’ betekent om te beginnen niets anders dan in stilte aandachtig blijven. Lichaam en geest stilhouden is daarom een aanduiding van de alchemistische houding, waarbij stilhouden weer uitdrukkelijk niet betekent dat er niet gehandeld wordt. Maar wel dat er om te beginnen stilte is, zodat beweging gebaseerd is op rust, en voortvloeit vanuit de Dao, en niet vanuit de onrust van de geconditioneerde menselijke geest.
De verborgen opening
Die stilte wordt bereikt en onderhouden door meditatie, waarbij de aandacht zich richt op de eigen geest en op wat daarachter ligt, in plaats van op de zintuiglijke beleving. Naar binnen, in plaats van naar buiten. Wanneer de onrust in de geest voldoende is verdwenen, wordt gezien en ervaren dat alle beleving, en alle dualiteit, zich weliswaar in de geest afspeelt, maar dat ze daarin als vanzelf opkomt, niet door enige inspanning of daad van die geest, maar spontaan en vanzelf. De geest wordt een spel van beweging en stilstand, in een ruimte die is verbonden met de bron waar alles vandaan komt. Die lege ruimte, die ook de stilte is, waarin de aandacht niet meer gevangen is door de zintuiglijke ervaring, wordt in de alchemie de ‘verborgen pasovergang’ of de ‘verborgen opening’ genoemd. In deze stilte kan onderscheid worden gemaakt tussen wat spontaan en rechtstreeks van de Dao afkomstig is, en wat is vervormd tot ‘ruis’, als gevolg van ingesleten gewoontepatronen. Dit onderscheid is wijsheid.
In de praktijk van aandacht en stilte wordt langzaam maar zeker het onderscheid tussen de in wezen valse en illusoire dualistische beleving en de zich voortdurend uitdrukkende Dao steeds scherper. Doordat afkeer en begeerte, en daarmee samenhangende emoties, worden beteugeld, kan de stilte dieper en de aandacht helderder worden, en ontstaat werkelijke openheid in het bewustzijn, waarin de instroom vanuit de Dao kan worden ervaren en herkend. De conditioneringen van de geest worden op steeds subtieler niveau doorzien, en de geest wordt steeds meer instrument van de Dao, weerspiegelt steeds zuiverder wat spontaan opkomt. Tenslotte is alle gewoonte, alle conditionering, elk restant van afkeer en begeerte, en wat daaraan in de geest voorafgaat, doorzien voor wat ze zijn, namelijk verbeelding en illusie. Dan is de geest vrij, de geest is dan ‘de geest van Dao’, die de werkelijkheid uitdrukt: de spontane levensstroom vanuit de Dao.
De drie schatten
Vanuit ons aardse bestaan gezien is de schepping een proces van ontstaan en weer vergaan van vormen, dat zich uiteindelijk helemaal binnen ons eigen bewustzijn blijkt af te spelen. De alchemistische praktijk is dan een zuivering, waarin het lege bewustzijn zich niet meer identificeert met wat daarin als inhoud kenbaar is, maar zichzelf kent als bron van het spel in zichzelf. Vanuit de Dao gezien is de schepping een proces van incarnatie in zichzelf, waarin de stromende levensadem zich steeds verder verdicht tot uiteindelijk aldoor veranderende vormen, als uitdrukking van zichzelf. De alchemistische praktijk is dan een zuivering, waarin de lege en vrij stromende essentie, die in de stromende levenskracht en de aldoor veranderende vormen aanwezig is, zichzelf weer herkent als de openheid waarin en van waaruit het vormenspel plaatsvindt.
In dit tweede perspectief wordt de indalende Dao aangeduid als de éne adem , die zich in toenemende mate verdicht. In de alchemie wordt de levenskracht in dat verband op drie niveaus van dichtheid benoemd, namelijk als geestkracht of ziel, als energie of adem, en als vitaliteit of essentie . Het zijn alle drie energieën, vormloos en immaterieel, waarvan geestkracht de subtielste is, verbonden met de geest; energie of adem is al dichter of concreter dan geestkracht, en is verbonden met de ademhaling, en vitaliteit is de meest concrete van de drie, en direct met het lichaam verbonden. Deze drie soorten levenskracht worden samen ook ‘de drie schatten’ genoemd. In de indaling zijn ze verschillend en manifesteren ze zich verschillend, maar in essentie zijn ze één, namelijk de ene levensadem, direct afkomstig van de Dao. Wat we van de drie soorten levenskracht kennen, wordt in de alchemie de seksueel gevoelige vitaliteit van het lichaam, de energie van de ademhaling en de geestkracht van het denken genoemd. Zo wordt de levenskracht in het bewustzijn gekend en maakt ze deel uit van de manifestatie, en daarom wordt ze dan ‘van de latere hemel’ of ‘nahemels’ genoemd. De drie nahemelse levensenergieën raken in de loop van onze ontwikkeling steeds meer geconditioneerd, en via het mechanisme van controle, afkeer en begeerte worden ze bekende en min of meer vastliggende stromen. Dit in tegenstelling tot de nog niet gemanifesteerde vitaliteit, energie en geestkracht, die ‘van de vroegere hemel’ of ‘voorhemels’ worden genoemd. In die staat zijn de drie schatten potenties, vrij en nog niet gekend, en hoe ze zullen stromen ligt niet vast.
×