Samenvatting
Het christendom is zijn carrière begonnen als een nieuwe religie die zich erop voor liet staan de continuering van het jodendom te zijn. Een bespreking van de geschiedenis van het christendom moet daarom beginnen met die vermeende voorloper. Aan de joden, hun geloofsgemeenschap en de blijvende frictie met het christendom wordt dan ook ruim aandacht besteed. Na deze proloog komt de oorsprong en ontwikkeling van de nieuwe religie met de joodse rabbi Jezus als boegbeeld aan bod. En juist als deze zo ongeveer het pleit voor zich heeft beslecht en de absoluut dominante religie is geworden in het Romeinse Rijk en zijn erfopvolgers, verschijnt er een nieuwe monotheïstische concurrent, de islam. Deze wordt kort behandeld en vergeleken met zijn voorgangers. Daarna verschuift de aandacht naar het andere aspect van het christendom, dat van civilisatie. Mettertijd is de religieuze component op de achtergrond geraakt en zijn de morele grondslagen van het christendom het fundament geworden van het leven in de westerse wereld. Deze christelijke beschaving heeft zich door middel van kolonialisme weten te verbreiden over de aardbol en bepaalt sindsdien tenminste oppervlakkig het wereldbeeld.