Fragment
Zodra ik klaar ben met mijn werk loop ik het huis binnen.
Ik maak iets te eten voor mezelf, de laatste tijd heb ik niet
echt goed voor mezelf gezorgd, en eten was wel het minste waar
ik zin in had.
Ik besluit om maar te proberen in ieder geval iets gezonds te
eten, ik maak een salade met veel fruit en groenten.
Mark komt binnenlopen, en wat ik dan zie en ervaar is het meest
shocking van wat ik tot nu toe al had meegemaakt.
Mark zit tegen over me.
Ik kijk naar hem, maar zijn ogen zijn zwart, “diep zwart”.
Ik vind het naar om te zien maar ook eng om naar te kijken.
Het voelt net of ik naar iemand aan het kijken ben die niets
meer dan een leeg omhulsel is waar geen ziel meer in zit.
Het is alsof ik naar twee donkere zwarte levenloze ogen kijk waar
geen enkel gevoel in zit. Alsof nou ja, alsof de duivel je aankijkt…
Alsof deze figuur van een andere planeet afkomstig is, een
planeet waar slechte wezens wonen.
Zijn gedrag is vreemd, heel koud, ijskoud en afstandelijk.
Hij zit daar en wil me “gewoon even vertellen” dat hij klaar
is met “ons huwelijk”. Hij zegt dat ik maar moet kijken wat ik
ga doen.
Het lijkt net of ik in een andere wereld zit, ken je dat gevoel,
alsof je ergens naar kijkt en je afvraagt of het klopt wat je ziet?
Ik knipper met mijn ogen om er zeker van te zijn dat ze open
zijn, dat ik wakker ben.
Ik begin te huilen en Mark zegt: ‘Stel je niet zo aan joh, je zit
jezelf gewoon om zeep te helpen met je gejank.’
Ik kijk hem vol ongeloof aan.
Ik was perplex, ik begrijp niets van zijn gedrag, en al helemaal
niet waarom hij zo koud en kil doet.
×