Samenvatting
Aarde, water, lucht en vuur vormen al sinds jaar en dag de grondstoffen voor het beeldend werk van Harrie Gerritz (Wijchen, 1940). Landschappen dus? Zo ervaart hij het zelf wel, maar in zijn schilderijen, grafiek en sculpturen tilt hij elk landschap ver boven zichzelf uit, tot een niveau waar het eenvoudiger wordt maar in zekere zin ook complexer in zijn abstractie. Intrigerender vooral. Ook in zijn fotografie, de kunst die in haar uitgangspunt juist dicht tegen onze zichtbare werkelijkheid aanschurkt, haalt hij landschappen bij zichzelf weg. Hij onderscheidt verschillende landschapselementen: natuurlijke, die ook bestaan buiten en ondanks ons, en niet-natuurlijke die menselijk ingrijpen verraden. Hij combineert ze in één beeld, van elkaar gescheiden en aaneen gesmeed door wat als horizon gelezen kan worden. Natuur en cultuur, samen in een nieuwe werkelijkheid. In deze kersverse uitgave, ‘Onderweg’, reageert fotokunstenaar Gerritz op twee gedichten van woordkunstenaar Wim Huyskens (Breda, 1939). Gelaagde poëzie, met een grote poëtische rijkdom. Fotograaf en dichter boeten in deze opzet niet in aan eigenheid; integendeel versterken zij elkaar. Huyskens: ‘Oorsprong en bliksem tot nieuwe figuren verheven.’ De gedichten zijn in afzonderlijke regels geplaatst tegenoverde fotobeelden van Gerritz. Steeds op dezelfde hoogte als diens horizonten. Daarboven en daaronder is leegte, die zich als vanzelfsprekend wil vullen met de naastliggende fotobeelden. De gedichten zijn, achterin, te lezen, maar door hun plek tegenover het fotowerk worden de afzonderlijke regels onderdeel van de compositie en ontstaat weer een nieuwewerkelijkheid. Dit boek biedt stof tot meer dan veertig driegesprekken tussen dichtwerk, fotografie en lezer/kijker. (Kees Verbeek)