Samenvatting
In dit monumentale naslagwerk bestudeert Joop van der Horst, hoogleraar Nederlandse taalkunde aan de Katholieke Universiteit Leuven, de geschiedenis van de Nederlandse syntaxis. Op heldere en gestructureerde wijze beschrijft van der Horst ontwikkelingen in de zinsbouw vanaf de vroegst overgeleverde teksten (Wachtendonckse Psalmen, Williram) tot aan het hedendaagse Nederlands. Alle stadia werden zorgvuldig geattesteerd met citaten en voorbeeldzinnen, allen voorzien van bronvermelding, om aan te tonen welke constructies gebruikelijk waren in de beschreven periode.
Deze tweedelige gebonden set is onderverdeeld in zeven 'boeken' die elk een bepaalde periode in de ontwikkeling van het Nederlands beschrijven: I Oudnederlands, II Middelnederlands 1200-1350, III Middelnederlands 1350-1500, IV 16de eeuw, V 17de eeuw, VI 18de eeuw, VII 19de, 20ste en 21ste eeuw.
Meest bijzonder is de strikt parallelle opbouw van de afzonderlijke boeken. In elke periode zijn de verschillende onderdelen van de syntaxis steeds in exact dezelfde volgorde beschreven om een 'horizontale' lezing doorheen de tijd mogelijk te maken. Naast een overzicht per periode, krijgt de lezer daarmee inzicht in de diachronische ontwikkeling van de syntaxis. Ook opzoeken en vergelijken zijn sterk vereenvoudigd.
Niet eerder werd een vergelijkbaar instrument ontwikkeld voor de beschrijving van en het onderzoek naar de Nederlandse zinsbouw. De Geschiedenis van de Nederlandse syntaxis is een onmisbaar referentiewerk voor eenieder met belangstelling voor de wortels van de Nederlandse taal.