Fragment
Het was op de laatste dag van april dat mijn angstig vermoeden bewaarheid werd. Het was een vreemde nacht geweest met verre, onheilspellende geluiden en in de ochtend was het Fort en de omgeving in een dichte mist gehuld. Maar toen eenmaal de zon doorbrak en de mist was opgetrokken, was op zee een vloot van honderden jonken te zien. Koxinga was zijn invasie begonnen! Ik liet groot alarm slaan, ik stuurde ruiters naar Provintia en naar de stad om de Nederlandse bewoners aan te zeggen onverwijld naar Fort Zeelandia te komen, gestrafte soldaten werden vrijgelaten om weer bij hun eenheid geplaatst te worden en ik liet de voorraden uit de stad Zeelandia naar het Kasteel brengen. De meeste Chinese bewoners van de stad waren al halsoverkop met hun bezittingen naar het binnenland op weg en deze stroom vluchtelingen kon door onze soldaten niet meer worden tegengehouden.
Maar het ergste was dat Koxinga kans had gezien om met zijn jonken de lagune in te varen via het verder noordelijk gelegen 'Hertenoorgat' en dus buiten het bereik van ons geschut. Later begreep ik dat hij slim gebruik had gemaakt van hoogwater waardoor zelfs zijn grootste jonken die vaargeul konden passeren. Duizenden manschappen kon hij zo de baai in brengen en verderop aan land zetten.
×