Samenvatting
Jan Bransen opent dit nummer van F&P met zijn bijdrage “Er is geen vaccin tegen klimaatverandering”. Als het over de coronacrisis gaat, wordt daar doorgaans een tweede crisis mee verbonden, die wij binnenkort toch ook echt eens het hoofd zullen moeten bieden: de klimaatcrisis. Maar Bransen wil duidelijk maken waarom het schadelijk is om de coronacrisis en de klimaatcrisis in één adem te noemen. Als we het coronavirus hebben kunnen verslaan door objectieve kennis te combineren met centrale controle zullen we blijven geloven dat deze aanpak de enig juiste is. We zullen blijven negeren dat in het geval van de klimaatcrisis een aanpak op basis van objectieve kennis en centrale controle in feite juist vruchteloos is. Als het om klimaatbewust handelen gaat, is er sprake van een evidente ‘knowledge-action gap’: we hebben de benodigde kennis maar die weten we niet om te zetten in de benodigde daden. En daar gaat het om. Ineke Malsch zorgt voor de tweede bijdrage: “Breng narratieve ethiek naar de burger. Techno-ethische sciencefiction verhalen als smaakmaker voor dialoog over keuzes in innovatiebeleid”. In haar artikel worden narratief-ethische toekomstverkenningen van mogelijke ethische gevolgen van technologieontwikkeling geplaatst in de bredere ontwikkeling van beleidsondersteunende toekomstverkenningen. Vervolgens wordt een concreet voorbeeld besproken, waarin een techno-ethisch toekomstverhaal de basis vormt van een rollenspel. Dit spel helpt burgers hun mening te vormen over mogelijke consequenties van technologieontwikkeling en zo de eerste barrière voor burgerparticipatie aan besluitvorming over technologie te slechten: het prikkelen van de nieuwsgierigheid. In het nawoord worden suggesties gedaan voor vervolgstappen om die burgers toegang te geven tot de tafels waar besluitvorming plaatsvindt. In april 2020 deed de Hoge Raad uitspraak in een cassatieverzoek-in-het-belang-van-de-wet naar aanleiding van de eerste tuchtrechterlijke-plus-strafrechterlijke vervolging in Nederland van een arts vanwege het honoreren van een verzoek om euthanasie. In zijn bijdrage “Aangeklaagd voor euthanasie, maar wie was daar eigenlijk verantwoordelijk voor?” bespreekt Ton Vink het verhaal van deze gebeurtenis zoals dat door de arts in kwestie in boekvorm is gegoten. Er is voldoende aanleiding voor vragen: Wie is hier verantwoordelijk en waarvoor precies? Wordt een ‘goede dood’ eigenlijk interessant gevonden, of is ‘dood’ ook wel voldoende? Is de schriftelijke wilsverklaring niet eigenlijk een valkuil? Wat wordt er verstaan onder ‘zelfbeschikking’? En wat levert deze soms toch wel dramatische casus nu uiteindelijk op? Zijn met de uitspraak van de Hoge Raad werkelijk alle vragen beantwoord, of toch niet? In hun Minima Philosophica “Corona en het goede leven” gaan Cees Maris & Frans Jacobs kritisch in op de argumenten van arts-filosoof Marli Huijer in de NRC van 15 januari dat de lockdown in het kader van Covid-19 disproportioneel is. Hun conclusie: haar argumenten zijn niet goed doordacht. Kant is een van de favorieten van Donald Loose, zoals ook blijkt uit zijn nieuwe boek Over vriendschap. De praktische filosofie van Kant (Nijmegen: Uitgeverij Vantilt, 2019, 302 pp.). In zijn bijdrage “Amicus Kant, over morele vriendschap” gaat Patrick Delaere er nader op in: Lezingen over filosofische kwesties vanuit kantiaans perspectief monden na een sprankelend eerste deel over de claim of the day dikwijls uit in een hoorcollege over Kants integrale kritische filosofie. Allengs wordt het betoog dan abstracter en krijgt het sermoenachtige trekken. Donald Looses boek vormt hierop geen uitzondering. Kant over vriendschap is zijn onderwerp. Maar vriendschap is het sluitstuk van Kants deugdenleer, en wordt als ingang gebruikt voor een gedegen bespreking van Kants hele praktische filosofie. In zijn bijdrage “Over Jürgen Habermas, of: Kan een kritische maatschappijtheorie zonder religie?” gaat Pieter Pekelharing de confrontatie aan met Jürgen Habermas en zijn opus magnum getiteld Auch eine Geschichte der Philosophie (Berlin: Suhrkamp, 2019, 1752 pp.). Het werk bestaat uit twee delen: Deel 1, Die okzendentale Konstellation von Glauben und Wissen; Deel 2: Vernünftige Freiheit. Spuren des Diskurses über Glauben und Wissen. Pekelharing concentreert zich daarbij op één aspect van Habermas’ werk: zijn aandacht voor religie. Want hoewel dit boek op het eerste gezicht veel weg heeft van een conventionele geschiedenis van de filosofie – de bekende hoofdfiguren uit de filosofie komen uitvoerig aan bod; de splitsing tussen empirisme en Duits idealisme, tussen Hume en Kant, wordt ampel besproken; sociale, politieke en economische factoren spelen stuk voor stuk een rol – is de hoofdrol in dit werk toch weggelegd voor religie. Maar, in welke vorm of gedaante? Clemens Driessen gaat in zijn bijdrage “Hekken en bomen, hoe te denken over natuur in Nederland” in op de vraag “Waarom moeten we natuur beschermen?” Hij doet dat mede aan de hand van twee recente publicaties van ervaren krachten in de Nederlandse milieuethiek, Martin Drenthen en zijn Hek, de ethiek vande grens tussen boerenland en natuurgebied. (Gorredijk: Noordhoek, 2020) en Jozef Keulartz en diens Boom-mensen. Over nut en nadeel van de humanisering van de natuur. (Gorredijk: Noordhoek, 2020.). Twee boeken, die vanuit verschillende invalshoeken voor een groot publiek de ins en outs van ethische overwegingen rond het Nederlandse natuurbeheer uiteenzetten. Uiteindelijk gaat het erom, aldus Driessen, een cultuur te ontwikkelen die onze gehechtheid aan landschappen en dieren weet te vertalen in radicale actie. Floris van den Berg gaat in “Tis but a scratch. Het gevaar van de middenpositie” vervolgens in op het boek Globalisering: ramp of redding? Een speurtocht naar de oorzaken van milieuproblemen en ongelijkheid (Soest: Boekscout, 2020, 196 pp.) door Ton van Rietbergen. Het is belangrijk om de verschillende dimensies of betekenissen van globalisering te onderscheiden. Ten eerste de vraag wat globalisering inhoudt: hoe, wanneer en waar is deze ontstaan? Ten tweede hoe globalisering beoordeeld moet worden. Is het goed of slecht, hoe bepaal je dat en voor wie? Ten derde, als we weten of globalisering (of aspecten daarvan) goed of slecht is, hoe moeten we dan verder? Wie moet dan wat doen? En is er wel een middenpositie mogelijk? Tot slot besluit de rubriek Signalementen dit nummer van F&P.