Samenvatting
Vanaf het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw heeft zich wereldwijd een proces van decentralisatie van nationale stelsels van openbaar bestuur voltrokken. Veelal lag daaraan de verwachting ten grondslag dat decentralisatie leidt tot beter bestuur; tot meer democratie en politieke participatie, tot betere dienstverlening aan de burger en, meer in het algemeen, tot grotere maatschappelijke welvaart. Ook in Nederland heeft zich over de afgelopen vier decennia een weliswaar niet eenparig, maar per saldo onmiskenbaar proces van decentralisatie voorgedaan met als oogmerk de kwaliteit van het bestuur te verbeteren. De vraag is: wat zijn de daadwerkelijke effecten van decentralisatie geweest en wat zegt dit over de veronderstellingen en theorieën waarop het decentralisatiebeleid is gebaseerd? In deze studie wordt aan de hand van een nauwgezette analyse van zestien cases – van de decentralisatie op het terrein van de stadsvernieuwing in de vorige eeuw tot de recente decentralisatie van de jeugdzorg naar de gemeenten – nagegaan of de gunstige effecten die in het vooruitzicht werden gesteld, zijn gerealiseerd en welke factoren daarbij een rol hebben gespeeld. De auteurs ontwikkelden bovendien op basis van de geanalyseerde cases theorie die een verband legt tussen bepaalde kenmerken van bestuurlijke stelsels, bepaalde condities en bepaalde aspecten van de kwaliteit van bestuur. Daarnaast geven ze een beschouwing over hoe het na veertig jaar ervaring met het streven naar decentralisatie verder zou moeten. Effecten van decentralisatie is verplichte leesstof voor politici en ambtenaren die in het bestuur te maken hebben met het vraagstuk van de verdeling van taken en bevoegdheden over de verschillende overheidslagen en voor wetenschappers en studenten op het terrein van de politicologie, de bestuurskunde, de economie en het recht.