Fragment
De tweede nacht op de Nijl krijg ik bezoek van oma.
‘Eindelijk, daar ben je,’ zeg ik zonder woorden. ‘Ik moet nodig met je praten. Ben je de Nijl over gezwommen?’
‘Gevlogen,’ ze gaat naast me op het bed zitten en neemt mijn hand. ‘Vertel het maar.’
‘Wat moet ik doen? Ik zit volkomen vast,’ biecht ik op.
‘Sssssst,’ ze streelt mijn hand.
‘Als een kikker in een bevroren vijver.’
Oma lacht hardop. ‘Met dit weer?’
‘Niets gaat als gepland,’ ga ik door. ‘Dit is de eerste keer dat ik zonder Robin ben en nog vind ik geen ruimte om te denken. Bovendien...’
‘De eerste keer?’ onderbreekt oma, ‘en dat lange weekend in die eerste zomer dan?’
‘O ja, toen,’ herinner ik me blij. Drie dagen lang at ik knoflook en uien, dronk ik wijn en martini. At ik een hele maaltijd zonder afgeleid te worden. ‘s Ochtends stond ik op en hoefde ik alleen voor mezelf te zorgen. De wekker liep af, maar ik negeerde hem. Het zonlicht drong door de luiken en ik deed alsof ik het niet zag. Mijn borsten lekten op het laken en ik bleef er onverschillig onder. Twee boeken heb ik uitgelezen en ik won van Max met kaarten. Oma lacht alweer.
‘Zat jij daarachter, achter dat winnen?’
‘Natuurlijk, kind.’
‘En weet je nog, dat schilderij van Matisse, La dance. Het echte is in Moskou, een dia-reproductie hing dat weekend tijdelijk in het Musée Matisse.’
‘Ik ken het,’ knikt oma. ‘Een dansende kring van vijf figuren. Mannen en vrouwen met lichte voeten. Hun houding noncha- lant en blij! Het perspectief is ambivalent...’
‘Helemaal niet nonchalant en blij!’ onderbreek ik.
Oma schrikt.
‘Gekunsteld en gevangen, zul je bedoelen.’ Mijn kin zakt. ‘Ik ben de vrouw op de voorgrond die zowel haar hand wegtrekt als reikt. Gedwongen om deel uit te maken van de kring.'
Die zaterdagmiddag bij de afbeelding werd ik overspoeld door een golf van nieuwe sensaties. Verpletterend heimwee was daarvan de overheersende. Een brug waarop ik al menigmaal gestaan had en waarvan ik wist dat die solide was, zakte plotseling in elkaar. Ik viel. En terwijl ik tussen de overspanning en het water hing wist ik dat ik nooit meer op die brug zou staan. Er was iets onherroepelijks gebeurd. De overzichtelijkheid van het weidse landschap, de vaste overtuiging dat er talloze mogelijkheden voor me lagen en mijn vooronderstelling dat ik een vrij, op zichzelf staand individu kon zijn, waren voor altijd verdwenen.
‘Beaatje toch,’ oma schudt haar hoofd.
‘Ik wist dat van nu af aan mijn wereld kleiner worden zou, zorgelijker, mondainer. Ik zou krimpen en verschrompelen om in het smalle harnas te passen van verwachtingen en gebruiken. Ik zou gedwongen zijn om mee te doen aan de dans, die ik tot op dat moment in mijn leven zo goed had weten te ontspringen. Niet zonder concessies, niet zonder pijn, maar ontsprongen had ik hem.’ Ik hapte naar adem. ‘Max merkte het,’ zeg ik wat kalmer. ‘Hij nam mijn hand. Toen we samen van de reproductie wegliepen scheurde er een stukje uit mijn ziel. Nog steeds voel ik de zeurende pijn die zich genesteld heeft in de leegte die op dat moment ontstond. Die pijn, die leegte is er nu, oma. Begrijp je wel? Hij is er altijd.’
‘Daarna begon je zeker ook te twijfelen?’
Ik kijk oma aan en knik.
‘Het zijn enkel kunstwerken, zei ik tegen mezelf. Hoe mooi of belangrijk ze ook zijn, ze leven niet. Ze roepen me niet. Ze hebben me niet nodig. Ze zijn niets, in vergelijking met een mens. Hoe kan ik prioriteit geven aan iets doods boven iets levends.’
We zitten lang en zwijgend naast elkaar. Mijn hand nog altijd in de hare.
‘Mijn vriendinnen zeggen dat het moederschap zo veelomvattend is,’ zeg ik na een poosje, ‘maar je krijgt er wel veel voor terug. Wat dan? wil ik schreeuwen. En is hetgeen dat je terugkrijgt evenredig aan wat je hebt verloren?’
‘Dat kun jij alleen beoordelen,’ zegt oma zachtjes en spint een enorme ballon van warmte om ons heen. Een suikerspin, maar minder zoet en plakkerig.
×