Samenvatting
In 1946 verschijnt het essay De schuldvraag, waarin Karl Jaspers de Duitse lezers confronteert met de misdaden van het nationaalsocialistische regime. Kan men spreken van een collectieve schuld? En wat betekent dat voor individuele schuld? Jaspers betoogt dat het concept van collectieve schuld de discussie zozeer naar een abstract niveau trekt dat het niet meer mogelijk is de schuldvraag op een eerlijke manier te beoordelen. Hij stelt hier vier concepten van schuld tegenover: criminele schuld als gevolg van schendingen van de wet; politieke schuld van staatslieden, waarvoor de burger medeverantwoordelijk is; morele schuld, die voortkomt uit psychologische verschijnselen zoals zelfbedrog; en metafysische schuld, die ieder mens medeverantwoordelijk maakt voor het kwaad en het onrecht in de wereld. Historicus Frits Boterman schetst in zijn inleiding de historische context waarin Jaspers’ boek verscheen. In haar nawoord onderzoekt filosofe Jannah Loontjens wat we vandaag de dag kunnen leren van De schuldvraag. Jaspers’ schuldconcepten zijn immers niet alleen van toepassing op de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog, maar bieden ook lezers van nu belangrijke inzichten in de problematiek van collectieve en individuele verantwoordelijkheid. Karl Jaspers (1883-1969) was een Zwitserse psychiater en filosoof. Hij geldt als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de existentiefilosofie. Zijn denken is sterk beïnvloed door Kant, Kierkegaard en Nietzsche. Jaspers’ communicatieve opvatting van existentie, gebaseerd op solidariteit en pluraliteit, heeft veel invloed gehad op zijn leerling Hannah Arendt. ‘Het is zo makkelijk op basis van emoties stellige oordelen te vellen; het is moeilijk je iets rustig voor de geest te halen. Het is makkelijk met onverzettelijke standpunten de communicatie af te breken; het is moeilijk onophoudelijk voorbij beweringen door te dringen tot de grond van de waarheid. Het is makkelijk een mening te huldigen en daaraan vast te houden, om jezelf van verder nadenken te ontslaan; het is moeilijk stap voor stap vooruit te komen en nooit iemand ervan te weerhouden verder te vragen. We moeten de bereidheid tot nadenken herstellen. Daarbij hoort dat we ons niet laten meeslepen door gevoelens van trots, van wanhoop, van verontwaardiging, van koppigheid, van wraak, van minachting, maar dat we die gevoelens opschorten en kijken wat er echt aan de hand is.’