Fragment
Daar zat ik dan, buiten, onder het dak van de open carport. Wat onweer en bliksemflitsen betreft ben ik echt wel wat gewend. Alleen deze onweersklap volgde bijna naadloos op een intense, door de witte binnenmuren van het huis weerkaatste, blauwe flits, als in een derderangs horrorfilm. De trillingen van de nabije inslag waren letterlijk voelbaar. Mijn neus detecteerde een vreemde schroeilucht. Binnen kon ik het niet meer uithouden en ik was, met mijn oude lijf, zo snel mogelijk via de keuken door het kattenluikje naar buiten gevlogen. De ruim overdekte carport bood gewoonlijk voldoende bescherming tegen regen. Harde windvlagen maakten echter dat ik zelfs helemaal achterin natregende. Alles voor mij was inktzwart, ook met mijn scherpe kattenogen viel nauwelijks iets te onderscheiden De intervallen tussen bliksemflitsen en inslagen namen geleidelijk in tijdsduur toe. Ik zat zo een hele tijd, druppel na druppel sijpelde de regen door mijn vacht. Ik moet er als een zielig hoopje kat hebben uitgezien en zo voelde ik mij ook. "Koud, nat en ellendig.' Ineengedoken met halfgesloten ogen zat ik daar maar wat te suffen, toen opeeens twee koplampen de hoek omdraaiden. Mijn pupillen konden zich niet zo snel aan het felle licht aanpassen en alles wat ik zag was een wazig wit veld. Aan het geluid van de motor herkende ik de auto van de nieuwe buurman. De auto stopte, het felle licht ging in matter licht over, wat voor mijn ogen veel prettiger was. Het portier werd geopend, ik zag de contouren van de nieuwe buurman. Hij stapte rustig uit en sloot het portier met een zachte klik. Ik was nat en verkleumd, maar alert genoeg om direct rechts de struiken in te schieten, mocht dat nodig zijn. De man liep met kalme passen tot de rand van de overkapping. Elke spier in mijn lijf spande zich aan om weg te kunnen sprinten...
×