Samenvatting
Iedereen heeft het over bossen die doodgaan.
Maar wat gaat er eigenlijk dood?
En vooral: waaraan?
Peter Wohlleben beschrijft op indrukwekkende wijze hoe de natuur zichzelf kan reguleren en helen, als we haar maar met rust laten. Bomen kunnen zich namelijk niet alleen aanpassen aan hun omgeving, maar geven ervaringen met veranderde milieuomstandigheden door aan hun nageslacht – en niet alleen eeuwenoude kennis, ook kennis die net is opgedaan. Door veranderingen van het DNA van de zaden kunnen bomen hun kinderen ‘opvoeden’ en perfect voorbereiden op de nieuwe klimatologische omstandigheden.
Hun verbazingwekkende aanpassingsvermogen kent echter zijn grenzen. Juist nu hebben loofbomen een intacte gemeenschap nodig om elkaar over en weer te steunen, door verdamping af te koelen en zelfs regenwolken te produceren; allemaal vermogens die door intensieve houtkap verloren gaan. En niet-inheemse naaldbomen hebben hier door de toenemende droogte en hitte helemaal geen toekomst meer.
Onverbiddelijk laat Peter Wohlleben zien dat de boslobby, politiek en bosbouw meedogenloos blijven ingaan tegen de wijsheid van de natuur en dat de peilsnelle ontwikkeling geen verdere fouten toelaat. Wanneer wij de basis voor ons eigen bestaan onverstoorbaar blijven vernietigen, rooien de bomen het op een gegeven moment prima zonder ons, maar wij kunnen niet zonder de bomen. De bossen kunnen ons klimaat redden… mits we niet tot het einde aan de tak blijven zagen waar we zelf op zitten.
Met een nawoord van prof. dr. Pierre Ibisch