Samenvatting
In de negentiende eeuw vestigt de Zaanse houtzager Pieter Stoffel zich in Deventer. Zijn zoons bouwen de houtfirma uit tot een florerend, sociaal familiebedrijf. ‘Bij Stoffel kun je oud worden,’ zegt men. Zoon Jan, de hoofdpersoon van dit boek, ontwikkelt zich tot een gedreven maatschappijcriticus. Het doopsgezinde geloof vormt zijn baken, inspiratie ontleent hij aan de ideeën van econoom Henry George, industrieel Michael Flürscheim en socioloog Franz Oppenheimer. Met alle drie raakt hij bevriend. Het onrecht in de samenleving wil hij bestrijden met landnationalisatie, de onteigening van particulier grondbezit. Zijn vele artikelen, brochures en boeken leveren hem intensievere contacten in Duitsland en Engeland op, waar hij in 1906 verschijnt voor een parlementaire enquêtecommissie. Hij gaat de politiek in, zet zich in voor het kiesrecht van man en vrouw en belandt in 1897 in de Tweede Kamer. Maar voor de liberalen is hij te socialistisch, voor de socialisten te liberaal. 'Een fascinerend boek over een autonoom denker en zijn omgeving' – Maarten G.J. Duijvendak, emeritus hoogleraar Economische en Sociale Geschiedenis