Samenvatting
In deel 1 van dit tweedelige werk wordt op basis van grondig bronnenonder¬zoek ingegaan op het wonderlijke en tegelijkertijd lugubere bijgeloof in het vroegmoderne Europa over de ‘hand van glorie’ of ‘dievenkaars’. Hiermee werd bedoeld de hand van een gehangen dief waarin een kaars werd gestoken of de hand van een ongeboren kind waarvan de vingers werden aangestoken. In die tijd geloofde men dat dieven die zo’n hand bij zich droegen onzichtbaar waren voor ontdekking en dat de bestolenen niet konden ontwaken uit hun slaap. Ook dwaallichten (brandende zielen) komen uitgebreid aan bod. In deel 2 worden andere vormen van bijgeloof over de dode hand bespro¬ken. Azteekse criminelen droegen van dode lichamen afgesneden onderar¬men met zich mee die hun slachtoffers in een staat van verlamming moesten brengen. De schurken konden hen dan vrijuit bestelen, verkrachten, mis¬handelen en vermoorden. In West-Europa en de Verenigde Staten geloofde men dat dode handen bij aanraking (krop)gezwellen, wratten, puisten, ec¬zeem, moedervlekken en andere huidaandoeningen konden genezen. Of wat te denken van het geloof dat de afgesneden hand van een slachtoffer diens moordenaar kon aangeven door te gaan bloeden? De hand van iemand kon uit zijn graf groeien als hij daarmee tijdens zijn leven een ander had geslagen. In Vlaanderen probeerden prostituees met een dode hand of de afzonderlijke vingers daarvan clientèle te verkrijgen. De beschrijvingen zijn rijkelijk voorzien van Nederlandse of naar het Ne¬derlands vertaalde citaten uit historische bronnen, zoals archiefstukken, arti¬kelen, mythen en sagen, sprookjes, verhalen, romans en gedichten. Hiermee creëert de schrijver een authentieke sfeer die deze griezelige materie prettig leesbaar maakt. Tom Oversteegen studeerde geschiedenis aan de Univer¬siteit Leiden en woont tegen¬woordig in Zuid-Limburg. Hij houdt zich bezig met lokale en andersoortige historische studies, waaronder zijn publicaties over ‘De Bokkenrijders’.