Samenvatting
HIERONYMUS (ca. 347 420) trok zich, na omzwervingen die hem in Trier, Antiochië, Constantinopel en Rome hadden gebracht, in 385 terug in een klooster in Bethlehem. Hij genoot groot gezag als theoloog en kenner van het Latijn, het Grieks en het Hebreeuws. Vele brieven heeft hij geschreven, aan vele personen in alle delen van het Romeinse Rijk. Daarin behandelde hij uiteenlopende onderwerpen: voorschriften voor opvoeding; regels voor het leven in eenzaamheid; de onverenigbaarheid van rijkdom en christen-zijn; de betekenis van gehuwd en niet-gehuwd zijn; de interpretatie van bijbelpassages; de kunst van het vertalen. Fel bestreed hij ketterse ideeën, bij voorbeeld van Jovinianus (over het huwelijk) en Pelagius (over vrije wilskeuze). Door zijn op verzoek gemaakte vertaling van een stuk waarin het denken van Origenes ter discussie werd gesteld haalde hij zich de beschuldiging van ketterij op de hals, waardoor hij zich gedwongen zag om jarenlang zijn rechtgelovigheid te verdedigen. Te midden van zijn correspondentie is de soms op kribbige toon geschreven, maar steeds uiterst scherpzinnige briefwisseling met Augustinus opmerkelijk.
Ongeveer anderhalve eeuw na zijn dood zal Cassiodorus schrijven: Helder, geleerd en prachtig formulerend richt Hieronymus zich vriendelijk tot nederigen en bars tot hoogmoedigen; critici dient hij met scherpe tong van repliek; hij bezingt de maagdelijkheid en verdedigt het kuise huwelijk; hij looft de glorieuze strijd om de deugden en hekelt misstappen bij geestelijken of verdorvenheid bij monniken. Vaak wisselt hij zijn betoog af met voorbeelden uit het heidendom, en steeds weet hij dankzij zijn perfecte taalbeheersing een evenwichtig en overtuigend geheel te scheppen.
Op naam van Hieronymus is een collectie van 154 brieven overgeleverd. Van deze brieven is dit de eerste integrale Nederlandse vertaling.
Beide banden zijn verpakt in één foedraal en niet los verkrijgbaar.