Samenvatting
De afgelopen jaren is het aantal meisjes en vrouwen dat in aanraking is gekomen met politie en justitie gestegen. Kennis over de achtergronden en aanpak van delinquentie bij deze groep is dan ook gewenst, vooral ook omdat het meeste onderzoek in de criminologie gericht is op mannen. Verschillende deskundigen, afkomstig uit de praktijk en de wetenschap, beschrijven niet alleen de stand van zaken in de buitenlandse literatuur, maar ook wat bekend is over criminaliteit bij Nederlandse meisjes en vrouwen. De auteurs gaan in op de delicten die meisjes en vrouwen plegen, hun criminele carrières en mogelijke oorzaken en theoretische verklaringen voor criminaliteit. Hierbij is er specifieke aandacht voor biopsychologische factoren, gezinsfactoren, leeftijdgenoten, psychiatrische stoornissen en etniciteit. Ook specifieke dadergroepen komen aan bod, zoals meisjes en vrouwen die ernstig gewelddadig zijn, zedendelicten plegen, en in de georganiseerde misdaad zitten. Vervolgens geven een aantal auteurs inzicht in risicotaxatie en behandeling van delinquente meisjes. Het laatste deel van het boek richt zich vooral op de achtergronden en aanpak van meisjes en vrouwen die met justitie te maken krijgen, in het bijzonder meisjes en vrouwen die in een JJI of tbs-kliniek zitten, begeleid worden door de reclassering of gedetineerd raken. Bij deze laatste groep wordt ingezoomd op de gevolgen die detentie weer voor hun kinderen heeft. Anne-Marie Slotboom is universitair hoofddocent bij de afdeling strafrecht en criminologie van de Vrije Universiteit. Machteld Hoeve is universitair docent forensische orthopedagogiek van de Universiteit van Amsterdam. Menno Ezinga was van 2008 tot 2012 werkzaam als universitair docent criminologie bij de Vrije Universiteit, en is thans strategisch consultant bij Acestes Public Sector Strategy in Rijswijk. Peer van der Helm is psycholoog en onderzoeker aan de hogeschool Leiden.