Samenvatting
Marten Toonder portretteerde in zijn verhalen over Olivier B. Bommel en Tom Poes met een grote knipoog de Nederlandse samenleving. Het is daarom niet verbazend dat hij zich daarin ook bezig heeft gehouden met het calvinisme, dat immers als een belangrijk bestanddeel van de Nederlandse volksaard wordt gezien. Op een fraaie manier verbeeldde hij dit bijvoorbeeld in de 'Zwarte Zwadderneel'. Deze boeteprediker tegen hovaardij en winderigheid bedient zich van een prachtige variant op de 'tale Kanaäns'. Toonder was ook een liefhebber van archaïsch woordgebruik, dat hij in het bijzonder aantrof in de taal van de oude Statenbijbel. Er zijn nog meer redenen waarom Toonder interesse had in de Bijbel, waarmee hij in zijn jeugd al kennismaakte. Het was voor hem een bron van boeiende verhaalmotieven, waaruit hij meer dan eens putte. Het verhaal 'De zelfant' is bijvoorbeeld gebaseerd op de geschiedenis van Job. Daarnaast werd hij geïntrigeerd door de Bijbelse ideeën over God, schepping en mens, die hij tegelijk ook bekritiseerde en met zijn eigen levensbeschouwelijke opvattingen confronteerde. Dit vindt zijn weerslag in sommige van zijn beste verhalen, zoals 'De Grote Onthaler' en 'De andere wereld'. Neerlandicus en Bommelkenner Klaas Driebergen (1979) gaat in 'Bommel en Bijbel' uitgebreid op dit alles in. Een aantal verhalen waarin de Bijbel en het christendom een belangrijke rol spelen, worden diepgaand door hem geanalyseerd. Een bijzonder mooi boek, dat diep ingaat op de inhoud en achterliggende ideeën van de ons zo bekende Bommelverhalen.