Fragment
MOETEN
Het woord alleen al bezorgt me kriebels. Dat heeft het altijd al gedaan, in ieder geval vanaf mijn peuterperiode. Ik was drie en moest naar de peuterklas, die zich bevond naast de katholieke kerk waar ik als baby tegen mijn zin in gedoopt was - maar ja, dat moest ook. Mijn vader gaf daar geen donder om, maar mijn moeder had katholieke ouders en dus moest zij ook iets: loyaal zijn. Die koppeling tussen de kerk en de peuterklas was niet voelbaar, maar wel dat alles moest. Er werd getekend, gezongen, gegeten en gedronken. Maar niets was vrijwillig en alles mocht maar op één manier: die van de twee peuterjuffen. Mijn appeltje in vier partjes werd uit de aluminiumfolie gehaald en moest worden opgegeten, precies op het moment dat ik eindelijk wist wat ik moest tekenen. Die eerste potloodstrepen moest ik terzijde schuiven en toen moest ik opschieten, want er moest ook nog gezongen worden. Dat moest dan maar met volle mond of met later één bruin partje op de gekreukte folie. Later kwam de schoolfotograaf en dan moest je lachen. Dat lukte me niet, waardoor ik met een verdrietig koppie ben vereeuwigd.
Naarmate ik groeide, groeide het grote Moeten met mij mee. Het was altijd al groter dan ikzelf en dat is het nog steeds. Ik reageer steevast even allergisch op dingen die moeten, ook al weet ik dat we er niet aan ontkomen. Het is hardnekkig en zit diep, dus ik vrees dat het nooit zal verdwijnen. Een vaatwasser zou mij, theoretisch gezien, moeten ontlasten. En bij het inruimen ervan voelt het nog enigszins redelijk. Ik kan mijn vuile zooi kwijt en hoef verder nog niet zoveel. Maar zodra het apparaat klaar is, vraagt het een levensgrote tegenprestatie: er moet worden uitgeruimd. En die galbak heeft je gelijk goed beet, want je staat met je rug tegen de muur – in het geval van ons smalle keukentje ook letterlijk. Ik voel een enorme tegenzin, zodra ik de klep open en de eerste kopjes mij glimmend uitlachen. Ik ben nu aan zet en ik moet handelen, want ik sta schaak. Als ik de vaatwasser niet uitruim, kom ik niet alleen servies en bestek tekort, maar kan ik ook voortaan alles met de hand afwassen. De roestvaststalen keukenklier weet dat en treitert mij met vrolijke lampjes. De groene lampjes zeggen "kom op, aan het werk" en de rode zeggen "morgen weer, leuk hè?" Een vaatwasser is een apparaat dat je onterecht als luxe gaat ervaren, waarbij er eigenlijk gewoon sprake is van geestelijke mishandeling en manipulatie. Zolang je maar goed onthoudt dat het met de hand nog veel vervelender is, heeft de vaatwasser bestaansrecht. Die knellende tang zorgt ervoor dat je zelfs een kloteklus grommend doch dapper klaart. Je moet wel.
Het grote Moeten is nagenoeg grenzeloos. Je moet de vuilnisbak legen, je moet de kat eten geven, je moet zijn bak verschonen, je moet je badkamer boenen, je moet stofzuigen, je moet poetsen, je moet strijken, je moet je administratie bijhouden, je moet belasting betalen, je moet werken om die belasting te kunnen betalen, je moet boodschappen doen om te kunnen koken, je moet koken om te kunnen eten, je moet eten om te blijven leven, je moet leven om voor anderen te zorgen en je moet anderen leren dat ze ook van alles moeten. Je moet verdedigen waarom dat moet, terwijl je zelf ook niets wil moeten. En het moet allemaal, omdat het altijd al moest en altijd zal moeten.
Ik moet kotsen van het woord “moeten”. Sommige mensen zeggen dat je slechts twee dingen moet in het leven: belasting betalen en doodgaan. Dat eerste is afhankelijk van je inkomen en je uitgaven, dat tweede is niet honderd procent zeker. Misschien gaat er ooit iemand nooit dood, maar dat moet dus nog worden ontdekt.
Het is interessant hoe het woord 'moeten' ons systeem is binnengeslopen. Mogen, willen, kunnen, zullen, maar ook wensen, verlangen, hopen en koesteren – allen worden ze regelmatig aangevallen door het grote Moeten. "Moet ik even helpen?" is een heel normale vraag geworden, terwijl het antwoord feitelijk "nee" zou moeten zijn. Je kunt het wel aanbieden, maar het moet niet. "Moet jij nog een bakkie?" vraagt de ene bouwvakker aan de andere. "Wil jij nog koffie?" klinkt natuurlijk ook veel te lief, dat moet je niet willen. "Ik moet even kijken," zegt de verdwaalde automobilist, als hij onderweg stopt en de wegenkaart raadpleegt, "volgens mij moeten we rechtsaf."
Onduidelijk blijft vaak of iets echt moet of dat we slechts iets denken te moeten. We leggen onszelf veel op, of koppelen een verlangen aan een plicht. Dan is het de kunst om te blijven beseffen dat onze eigen wil de oorzaak van die plicht is. Je wilde een groter huis, dan mag je ook met dozen sjouwen en meer vierkante meters stofzuigen. Fijn toch? Omarm je nieuwe verplichting als onderdeel van je nieuwe geluk.
Zo bezocht ik eens een Chinese massagesalon. Een happy ending kende ik alleen van mooie films, meestal van Disney. Mijn mentale ontgroening op dit gebied deed zich voor toen ik mij moest omdraaien en de wrijf-en-kneedvrouw in kwestie met haar hand naar mijn spermakraan wees. Blijkbaar moest die ook open, want de volgende plicht diende zich aan: "Moet ik ook beetje masseel hiel?" Het klonk als het tweede rondje drinken bij een Chinees restaurant –“Wilt u nog een bieltje?" – maar dan anders. Ik ben niet snel verlegen, maar deze had ik niet zien aankomen. "Nee hoor," zei ik lachend, "dat doe ik vanavond zelf wel." Er werd nog een extra keer gezeurd of het echt niet "lekkel" was, maar ondanks mijn zaligmakende gedachten, bleef ik bij mijn standpunt. Dat was misschien ook vanwege de twee tientjes die ik anders had moeten bijlappen. Als het nou gratis mocht, was het wellicht een ander verhaal geweest. Een verhaal met een happy end zelfs. Deze keer moest ik mezelf helpen, maar ook die plicht omarmde ik thuis liefdevol; blauwe ballen moet je echt niet willen.
×