Samenvatting
Aristoteles was een pionier op velerlei terrein van wetenschap en wijsbegeerte - zo ook op dat van de psychologie. In het verlengde van zijn fundamentele werk Over de ziel, waarin hij de basisfuncties van levende wezens uiteenzet, wijdt hij speciale studies aan het geheugen en de herinnering, slapen en waken, dromen en het voorspellen van de toekomst in de slaap.
Met een combinatie van uiterst geraffineerde begrippen, een streng logische methode en scherpe empirische observaties ontleedt Aristoteles complexe verschijnselen als de werking van het geheugen en de invloed die lichamelijke factoren als leeftijd en constitutie erop uitoefenen; het mechanisme, de functie en de fasen van de slaap; het onstaan van de dromen, hun relatie tot het leven van overdag en wat ze wel en niet vertellen over het innerlijke leven van de dromer. Tot slot onderneemt hij een ware tour de force door als een van de eersten in de geschiedenis het verschijnsel van de voorspellende droom van een rationele verklaring te voorzien.
In dit alles is zijn achtergrond als bioloog nooit ver te zoeken. Stelselmatig verbindt hij de menselijke ervaring aan die van de dierenwereld. Hij heeft voortdurend oog voor de rol van anatomische, fysiologische en pathologische factoren in de uitoefening van psychische functies en in de stoornissen die hierin optreden. Tegelijkertijd gebruikt hij met zichtbaar genoegen zijn wijsgerige begrippenapparaat om de wereld van de mentale verschijnselen te doorgronden.
Over het geheugen, de slaap en de droom vormt een uniek hoofdstuk in de geschiedenis van de psychologie, en is voor het eerst in het Nederlands vertaald.