Fragment
'Ik moet me wel kunnen ledigen hoor!' had Philip met een gewichtig gezicht medegedeeld. Er zat beneden in de cave van het kasteel een enorme beerput. Die was verstopt en daardoor had die beerput al jarenlang het water naar buiten geperst, waardoor er een aanzienlijke verzakking van een van de buitenmuren had plaats gevonden. Een structureel probleem van de eerste orde.
'Vanuit die strontput in de cave een nieuwe aansluiting maken en wel buitenom, door een sleuf in de tuin en dan aansluiten op het gemeentelijk riool' besliste Philip. Wij moesten die flinke sleuf graven, door de tuin en vervolgens moest die afvoerpijp godbetert onder de oude buitenmuur door die rondom het perceel gebouwd was. Wij lijfeigenen kregen allemaal een schop uitgereikt en binnen de kortste keren stonden we allemaal te scheppen en te soppen in de stromende regen. De baggerzooi leverde na een paar uren het volgende tafereel op: een diepe gleuf voor de rioleringspijp van PVC en een alreeds metersdiep gat bij de buitenmuur. De aansluiting op het gemeentelijk riool zat immers aan de straatkant. Philip moest zich er onder door zien te graven, het was niet anders.
'Waar blijft nondeju de onderkant van die klote muur?' vroeg Jopie zich af terwijl hij voorovergebogen stond bij de kuil en de regen met bakken tegelijk bij de bilnaad zijn broek inliep. Philip zat op zijn doorweekte knieën onderin in de kuil en groef gestaag door met een klein houweel, af en toe wrikte hij een flinke steen los en gooide die omhoog naar Jopie. Hij was eén geworden met de modder.
'Vernieuw jij maar vast dat stuk rioolpijp in de cave, Jopie, want ik sta hier met die rotmuur binnen een mum van tijd op doorbreken, wat ik je brom'. Hij zette zijn houweel weer met een klap in de taaie kleffe modderzooi. 'Aha, onderkant van de muur bereikt!'
Ik taaide zelf af met John om alvast de waterleiding van het toilet te gaan checken. Even later hoorde ik Philip schreeuwen. Ik rende naar buiten. De oude Surinamer zat nog in zijn kuil in de stromende regen. Het huilen stond hem nader dan het lachen. De kuil stond vol met smurrie: stront en pis. Ook de sleuf die we met man en macht hadden gegraven en waar de nieuwe pijp reeds in lag, begon al vol te lopen. 'Die Jordanese kloothommel heeft per abuis nu al die rioolpijp al op de beerput aangesloten, baassie, ontslag op staande voet voor die schijtbak' monkelde Philip tegen mij. Ik riep Jopie toe door het kelderraam dat hij snel weer moest ontkoppelen, maar het was reeds te laat. Er stond een druk van jaren op de beerput, het ging maar door. Slierten wc-papier, oude maandverbanden, condooms, alles kwam eruit zetten. Philip stond er tot zijn nek aan toe middenin, vloekend en tierend. Jopie liet wijselijk maar even niets van zich horen. Ik hielp Philip om uit de strontkuil te komen. John kwam ook weer naar buiten, om te kijken wat er allemaal aan de hand was. Hij keek zijn volledig uitgeputte vader langdurig aan.
'Shit hé' - was het enige dat hij zei.
×