Fragment
Ik was boos, kwaad op de Hollanders om zoveel vernielzucht, maar vastbesloten om die laatste kans te benutten. Misschien was het wel daarom dat ik mij wat onbesuisd van het zadel liet glijden. Terwijl ik neerkwam op de grond voelde ik een hevige pijnscheut in mijn linker enkel. Ik zakte op de grond met een kreet van pijn en reikte met beide handen naar mijn enkel. Ik trachtte op te staan maar de pijnlijke enkel verhinderde dat. Daar zat ik, hulpeloos op de grond, voor de kerk waar mijn geliefde man begraven zou zijn! Mijn escorte was naar de andere zijde van het plein gereden om de enige inwoner te benaderen, die mij iets zinnigs zou kunnen vertellen over de toestand in de stad.
Ik zal daar tussen de brokstukken van de kerk enige minuten hebben gezeten toen ik aangesproken werd: “Madame, permettez-moi de vous aider”. Frans! Ik werd in het Frans aangesproken! Toen ik opkeek stond daar een Hollandse officier, groot, uniform, hoed en sabel en met uitgestoken hand om mij overeind te helpen. Ik was stomverbaasd en overdonderd door de situatie, maar antwoordde desalniettemin in het Frans dat mijn enkel pijnlijk was en dat ik vreesde dat die gebroken was.
×