Fragment
Het Van Gogh Museum in Amsterdam is wereldberoemd. Maar dat Vincent van Gogh (1853-1890) zelf ruim een jaar in de hoofdstad heeft gewoond, is minder bekend. Vincent vestigde zich in 1877 op 24- jarige leeftijd in Amsterdam met als doel predikant te worden. Om de studie theologie te kunnen volgen moest hij
eerst een toelatingsexamen afronden. In Amsterdam woonden bekenden en familieleden die hem hierbij konden helpen. ‘Zijn’ keuze werd (onbewust) sterk beïnvloed door zijn vader Theodorus van Gogh die predikant was in de Nederlands Hervormde Kerk te Zundert en Nuenen in Noord- Brabant. Het feit dat
exact een jaar voor zijn geboorte zijn jongere broertje en naamgenoot was overleden zal veel effect op zijn psyche hebben gehad: Vincent had het gevoel altijd aan de verwachtingen van zijn ouders te moeten voldoen. Zijn hart lag echter bij de schilderkunst. De frictie tussen wat hij diep in zijn hart wilde en wat er van hem geëist werd door zijn familie, maakte hem neerslachtig en moedeloos. Vincent verkeerde constant in een tweestrijd. Hij had al een afgebroken schoolopleiding- waaronder die op de HBS- en vervolgens een mislukte carrière als kunsthandelaar in Brussel, Londen en Parijs achter de rug. Ook zijn loopbaan als onderwijzer en hulppredikant in Engeland eindigde in een diep tranendal. Echter, liever dan zich voluit te concentreren om het staatsexamen dat hij moest halen om theologie te kunnen studeren, zwierf de eigenzinnige en opstandige Vincent liever door Amsterdam op zoek naar kerken, musea en boekwinkels. Vincent was hierbij getuige van grote veranderingen die de stad Amsterdam onderging. Na de Franse overheersing (1795-1813) was het aanvankelijk slecht met Amsterdam gesteld vanwege een chronisch geldgebrek door schulden, met als gevolg stinkende grachten en een toenemende verkrotting. Vanaf het midden van de 19e eeuw kwam hierin geleidelijk verandering en na 1874, toen er ook buiten de Singelgracht gebouwd mocht worden, breidde de stad zich gestaag uit van 225.000 inwoners in 1870 naar 510.000 in 1900. Een belangrijke economische stimulans kreeg Amsterdam in 1876 door de opening van het Noordzeekanaal. De handel in koloniale waren genereerden aanzienlijke winsten. Op de effectenbeurs werd druk gespeculeerd en de stad herwon haar oude positie als financieel centrum. De industrialisatie stimuleerde de vorming van grote arbeiderswijken, zoals de Jordaan en de Oostelijke Eilanden. In diezelfde tijd werd begonnen met de bouw van het Centraal Station, waarvoor een drietal eilanden in het IJ werd aangelegd. Enkele maanden voordat Van Gogh in Amsterdam
aankwam werden de eerste palen van de in totaal 8.000 geslagen, waarop het Rijksmuseum gebouwd zou worden. Er heerste kortom een grote bedrijvigheid in Amsterdam. Dit neemt niet weg dat Amsterdam nog erg landelijk was naar hedendaagse maatstaven. Vincent had ook oog voor de keerzijden van de nieuwe tijd, zoals winstbejag en arbeidersellende. Zijn leven in Amsterdam speelde zich ruwweg af in het huidige centrum; latere uitbreidingen, zoals Amsterdam- Zuid, zouden pas in de 20e eeuw realiteit worden.
×