€ 17,95

ePUB ebook

niet beschikbaar

PDF ebook

niet beschikbaar

Ambt Nederbetuwe Ingekomen Requesten 1661-1704

A. Spies • Boek • paperback

  • Samenvatting
    Dit is het 46e deel van een serie transcripties uit het archief van het Ambt Nederbetuwe, zijnde boeknummer 299 van archief 1514 van het Regionaal Archief Rivierenland te Tiel. Dit deel bevat 22 zaken betreffende civiele processen.
    De inhoud is uitermate divers, van pacht en schulden tot en met verponding en belastingen. Een aantal zaken gaat in het bijzonder over het wettelijk recht op eigendom, zoals de vraag in 1661 wie de rechtmatige eigenaar was van de Broektiend te Ingen, of het geval uit 1688 toen Johan Goris huize Den Esch had gekocht in Hien en Dodewaard, maar waarvan de bewoners weigerden te vertrekken. Reden genoeg om het Hooagdelijk Landgericht in te schakelen. Zo ook bij zaken rond de betalingen van schulden zoals in de jaren 1694-1695 Petronella Jordaens, weduwe van de rentmeester Hendrick Leijdecker, moest procederen contra Henrick Dircksen van Dodeweert, over een verwin op goederen te Dodewaard en Herveld, of een zaak in 1701 waar de bewoner van Topsweerd zich uit alle macht probeerde te verschuilen achter anderen en zodoende onder betaling uit te kunnen komen.
    Dat kerken en predikanten niet uitgezonderd waren van problemen blijkt in 1669 toen onder meer de Echteldse predikant Gerrit Jelis van Zutphen moest procederen over de waarde van korengewas. En de predikant en kerkmeesters van Kerk- en Kapel-Avezaath moesten in 1679 de nodige moeite doen bij ambtman Caerl Vijgh als opperkerkmeester om de afgegane kerkmeesters te dwingen het overschot van hun bijgevoegde rekeningen te voldoen, zodat de kerken konden worden gerepareerd. In 1704 probeerde Paulus Peregrinus, predikant te Ingen, onder de belasting op de bezaaide morgen uit te komen, maar hij viel door de mand. Of beter gezegd: hij viel tijdens het vruchten plukken van de ladder regelrecht in een sloot met eendenkroos.
    Interessant zijn zeker de zaken rond de uitoefening van de jurisdictie binnen de hoge heerlijkheid Lienden en de dagelijkse heerlijkheden Eck en Maurik. In 1693 ontstonden in Lienden problemen met de vervangende rechter en schout Gerard van Zwol, die meende niets te maken te hebben met het Ambt Nederbetuwe. En de dagelijkse heren van Eck en Maurik waren rond 1700 van oordeel dat zij heel veel rechtsmacht bezaten, alhoewel meer dan 100 jaar daarvoor een dergelijk geschil had gespeeld en de toenmalige heren die zaak tegen de ambtman van Nederbetuwe hadden verloren.
    Deze transcriptie is voorzien van een naamregister en verduidelijkende voetnoten.

    A. Spies (1963) heeft zich onder meer bekwaamd op het gebied van de paleografie en is al decennia bezig met historisch onderzoek, bijzonder binnen het Hertogdom van Gelre. Hij is mede-auteur van “Heerlijkheid IJzendoorn” (Historische Reeks Rivierenland RAR Tiel, 2013) en mede-transcribent van de kerkelijke archieven van de Hervormde gemeenten te Lienden, Kesteren, Echteld en Hien en Dodewaard, alsmede van diverse protocollen, signaten en dijkcedullen binnen het Ambt Nederbetuwe. Daarnaast doet hij militair-historisch onderzoek, waaronder de gebeurtenissen in en rond Nederlands-Indië. Zijn laatste boek “Het Korps Vaartuigendienst, een varend leger in Nederlands-Indië” is verschenen in 2020.
  • Productinformatie
    Binding : Paperback
    Distributievorm : Boek (print, druk)
    Formaat : 170mm x 240mm
    Aantal pagina's : 225
    Uitgeverij : A. Spies Publishing
    ISBN : 9789464813586
    Datum publicatie : 08-2023
  • Inhoudsopgave
    Verzoek van Johan de Leeuw contra de curator van Arent van Hattem over het rechtmatig eigendom van de Broektiend te Ingen, de anno 1661 (pagina 9).

    Geschil (beschadigd) van predikant Gerrit Jelis van Zutphen en Aeldert van Luttervelt contra Aert van Wijck over de waarde van een bepaald koorngewas te Echteld, de anno 1669 (pagina 12).

    Request van Berendt Ketel aan het Hof van Holland over een betaling door Johan van de Voort, waarbij Maria van Loor dit probeert te voorkomen, allen wonende buiten de Nederbetuwe, de anno 1669 (pagina 14).

    Request of deductie van Hendrick Aertsen van Geijtenbeeck voor het Hoogadelijk gericht van Nederbetuwe over door hem geleden schade door de Franse invasie in de jaren 1672-1673 als pachter van de Heeskampse bouwing, toebehorende aan de stad Tiel, met diverse bijlagen en rekeningen, bij welk geschil de magistraat van Tiel is betrokken, de anno 1677 (pagina 17).

    Request van predikant en kerkmeesters van Kerk- en Kapel-Avezaath aan ambtman Caerl Vijgh als opperkerkmeester om de afgegane kerkmeesters te dwingen het overschot van hun bijgevoegde rekeningen te voldoen, zodat de kerken kunnen worden gerepareerd, de anno 1679 (pagina 30).

    Request van Joachim Foijert, burgermeester van Tiel, aan de Gedeputeerde Staten van het Kwartier van Nijmegen tot betaling van rente over een kapitaal van 3850 gulden uitgezet ten laste van de provincie Gelderland, dat door de ontvanger Lith de Jeude werd geweigerd, met drie niet ondertekende kwitanties, de annis 1679-1681 (pagina 39).

    Bericht van Willemina van Estvelt weduwe Brandt aan de ambtman van Nederbetuwe contra een panding door Marten van Hove, rentmeester van de Vorst van Waldeck, gedaan rond goederen van Jan van Meerten, met bijlagen, de annis 1684-1685 (pagina 41).

    Gedeelte (beschadigd) van een proces tussen Huijbarta Goossens, weduwe van Herman van Leeuwen, en de erfgenamen van Hendrick van Heusden over achterstallige betaling en annexatie van raapzaad, de annis 1683-1688 (pagina 47).

    Request van Johan Goris aan de ambtman van Nederbetuwe om in het bezit te worden gesteld van Huize Den Esch te Hien en Dodewaard dat een jaar geleden door hem is gekocht en ten onrechte wordt bewoond door Marten Coolwagen en diens vrouw, die weigeren te vertrekken, de anno 1688 (pagina 52).

    Request (beschadigd) van Johan van Hattum, weduwnaar van Geertruijt Heuff, aan de ambtman contra Henrick Wijckersloot, man van Sophia Heuff, over de door zijn vrouw nagelaten erfenis, met verdediging door Wijckersloot, de anno 1691 (pagina 59).

    Stukken over de problemen rond borgstellingen tussen de erfgenamen van Caerl Vijgh en Arnt Johan Vijgh, waarbij ook Lucas Wilhelm van Essen, landdrost van Veluwe, als partij bij betrokken is, de annis 1691-1692 (pagina 66).

    Stukken over het geschil tussen ontvanger Johan Albert van Axel en de erfgenamen van rentmeester Jan Jansen over de definitieve afrekening van de verponding onder Kesteren, Opheusden, Hien en Dodewaard, met bijlagen, de annis 1687-1693 (pagina 78).

    Antwoord en bericht van Gerard van Zwoll, plaatsvervangend richter en drost van Lienden, contra de aanklacht van de ambtman van Nederbetuwe over het slaan van Bart Hermsen, met als hoofreden dat Lienden een eigen jurisdictie heeft, de annis 1693-1695 (pagina 92).

    Processtukken (beschadigd) van een zaak tussen Petronella Jordaens, weduwe van rentmeester Hendrick Leijdecker, contra Henrick Dircksen van Dodeweert, over een verwin op goederen te Dodewaard en Herveld, met bijlagen en sententie de dato 23-06-1696, de annis 1694-1696 (pagina 108).

    Stukken over een geschil tussen Adam en Albert van Delen als dagelijkse heren van Eck en Maurick contra de ambtman en het gericht van Nederbetuwe over het recht op en de uitoefening van de jurisdictie, de anno 1700 (pagina 125).

    Deductie van Joachim Hendrick van Massouw, man van Elisabeth de Cocq van Delwijnen, over het voldoen van gevestigde capitalen uit de erfgoederen die de ontvanger van de ambtslasten Johan de Cocq van Delwijnen naar bijgevoegd magescheid in 1695 heeft gekregen, de anno 1701 (pagina 134).

    Gedeelte uit een rechtsgeschil tussen Jacob van Utrecht en Johan van Suchtelen, waarbij de laatste op Topsweerd woont, maar die zich voor de betaling van zijn schulden verschuilt achter Hendrick Willekes, met bijlagen, de anno 1701 (pagina 139).

    Request van Claas Cornelissen, weduwnaar van Adriana de Graauw, om bouw- en weiland onder Opheusden als onderpand te mogen gebruiken om een schuld van 2000 gulden te kunnen betalen, de anno circa 1702 (pagina 154).

    Request van Henrick Tielmans van Mierlo contra Jan van Buren, waarbij gevoegd de weduwe van de ontvanger-generaal Hendrick van Lith de Jeude over de achterstand in de betaling van de ontvangsten van de lands- en kwartiersmiddelen en daartoe de beslaglegging op de goederen van Jan van Buren etc., diverse processtukken met bijlagen, de annis 1702-1703 (pagina 155).

    Stukken rakende een geschil tussen Jacob Driessen op Heijden en Rutger Teunissen over de vraag of bouwland en boomgaard onder Welij voor halfteelt is verpacht aan Rutger of aan Cornelis Willemsen van Gent, de anno 1703 (pagina 180).

    Klacht van Godart van Wijck en Bart Hermans pachters van de bezaaide mergengelden contra dominus Paulus Peregrinus over het niet voldoen aan de aangifte van zijn bezaaide mergen, met verweer en bijlagen, de anno 1704 (pagina 187).

    Stukken uit een proces inclusief de sententie tussen de ontvanger-generaal Mattheus Cock en Samuel Jacobsen te Rijswijk, die zich als borg voor de landsmiddelen had gesteld voor Joost van Cooten, de annis 1703-1704 (pagina 194).

    Naamregister (pagina 216).
  • Reviews (0 uit 0 reviews)
    Wil je meer weten over hoe reviews worden verzameld? Lees onze uitleg hier.

€ 17,95

niet beschikbaar

niet beschikbaar



3-4 werkdagen
Veilig betalen Logo
14 dagen bedenktermijn
Delen 

Fragment

Dit gedeelte is genomen uit het request of de deductie van Hendrick Aertsen van Geijtenbeeck voor het Hoogadelijk gericht van Nederbetuwe over door hem geleden schade door de Franse invasie in de jaren 1672-1673 als pachter van de Heeskampse bouwing, toebehorende aan de stad Tiel, met diverse bijlagen en rekeningen, bij welk geschil de magistraat van Tiel is betrokken, de anno 1677:

Antwoort den Hooghadelijcken Gerichte des Ampts van Nederbetuwe extraordinarie binnen den herlijckheijt Soelen vergadert in cas van oppositie ofte stuijtinge der executie overgelevert uut de name ende van wegen Hendrick Artsen Geijtenbeeck opposant eensdeels, tegens sodane clachte als den hooghedelgeboren here Caerl Vijgh, Heere tot Soelen ende Swanenborgh, amptman, richter ende dijckgraef in Nederbetuwe, aenlegger ofte clager anderdeels, welgedachten Adelijcken Gerichte heeft geëxhibeert.

Verweerder ende beclaechde desen Hooghadelijcken Gerichte de rechtmaticheijt van de bij hem gedane oppositie cortelijck sullende aenwijsen, ende met eenen betonen dat hij in desen niet teveel en heeft gedaen, oock vervolgens uut dien hoofde gene poene ofte coste subject is ofte kan sijn, secht ten dien opsichte dat hij opposandt alhier wordt geactioneert ten reguarde van eene quasi stuijtinge der executie, ende dat hij opposant in aensien van deselve in des here geëijste breucke ende costen soude weesen vervallen.
Edoch om u hooghedele geboorene cortelijck ende na waerheijt te onderrichten, soo wordt aen sijde van den opposant praemissive geposeert dat hij ter goeder trouwen gaende niet en wil ontkennen de Heeskampsche bouwinge specterend tot de stadt Tijel eenige jaren, ende waeronder mede de Franse begrepen sijn, in pachte te hebben gehadt. Dat hij mede bij sententie van desen Adelijcken Gerichte of haer hooghedele gecommitteerdens is gecondemneert ten aensien van de geseijde Franse jaren van 1672 ende 1673 in eene somme van eenhondert vijf ende twintigh gulden, als notoir ende waervoor oock alleenlijck de coopbiedingh is gedaen, quod notandum .
Maer dat den opposant ten dien respecte voor deselve somme aenspreeckelijck soude sijn, wordt bij desen wel expresse gecontradiceert, omdat desen opposant op den 19e april 1673 aen die heren borgermeesteren ende regenten der stadt Tijel een requeste heeft doen praesenteren, alhier onder A annex, daerbij doende een drieledig versoeck.
Eerstelijck dat hij suppliant wel genegen was wederom op de geseijde Heeskampsche bouwing te comen, mits dat hij genen pacht off huir soude hebben te geven van hetgeen bij hem alsdoen niet was gebruijckt off gebruijckt soude konnen worden.
Ten anderen dat hem suppliant eene goede sauveguarde soude worden verleendt, praesenterende hij suppliant denselven in koste ende dranck te onderhouden, oock desselfs daghgelden te voldoen, onder expresse conditie ende bedingh dat die heren van de regeringe der stadt Tijel aen hem suppliant de bij hem ten dien opsichte uutgeschoten penningen souden valideren ende aen den pacht laten corten.
Ten derde dat hij suppliant onder vorigh bedingh van kortinge almede de costen van reparatie der geseijde bouwinge op sigh genomen heeft.
Dat hij mede deselve ‘t sedert den 19e april 1673 tot het vertreck der Franschen, ‘t welck is geweest op Paessen 1674, in kost ende dranck onderhouden, oock desselfs daghgelden heeft voldaen.
Woedane reparatie als buijten dispuith oock in de sententie van den 12 augusti 1676 niet vervath wesende den opposant tot afkortinge moeten verstrecken, welckers somme bedragende 185-18-0 selfs de quantiteijt der penningen waerin den opposant is gecondemneert comen te excederen. Ende dit noch behalven het tantum der daghgelden van de sauveguarde uutbrengende 159-12-0.
Soo comt dan uut die twee posten boven meer andere die men in cas van conferentie noch naerder sal konnen bijbrengen, ja uut de betaelde reparatie alleen ende waervan de quitantie hierneffens gaen, ogenschijnlijck te blijcken vrij wat hoger somme bij den opposant als waerin hij bij den Adelijcken Gerichte is gecondemneert over de twee Franse jaren ingevolge van het apostil van den 19 april 1673 uutgeschoten te sijn.
Ende of men misschien aen sijde van de heren magistraet der stadt Tijel ofte nu wel den here clager soude willen voorgeven dat alhier geene compensatie plaets soude hebben, sal echter tot peremptoire refutatie van dien in desen konnen dienen dat dit subject geene de minste swier off smaeck naer compensatie heeft, vermits den opposant niet simpliciter ende absoluite op dese bouwinge wederom is gecomen, nemaer onder conditie van dat hem soo sauveguardts- als reparatiepenningen aen de pachten soude worden gevalideert, als uut het requeste de dato den 19 april 1673 sub A annex te sien.
Welcke conditie hem opposant oock bij het apostil daerop verleendt is geaccordeert, soodat oock, schoon dit poinct al nae compensatie smaeckt gelijck meer, evenwel den opposant in desen niet hinderlijck ofte schadelich soude connen sijn.
Wil de opposant derhalven vertrouwen dat u hooghedelgeboore, als wetende quod contentio det legem contractui , dat oock niemant hetgene hij eens geaccordeert heeft kan off magh tegenspreecken, dat daerenboven niemant en behoort te worden geconstringeert tot het voldoen van meerder soms als hij is verplicht, ende dat hij daerbeneffens eo in casu sigh defenderende of in ‘t poinct van oppositie stellende niet en kan gesecht worden iets onbehoorlijcx te hebben gedaen. Cum is qui iure suo utatur nemini in iuriam faciat .
Oock dienvolgens sullen verstaen dat den opposant als niet alleen het tantum van de uutgesproockene sententie hebbende voldaen, nemaer noch selfs meerder soms als hij was verplicht gedeboucheert in dese te onrecht wort geactioneert ende dat vervolgens bij u hooghedele definitive sententie sal worden verclaert dat den heere clager qualitate qua in desen t’ onrecht tegens den opposant is procederende, den opposant hiervan kosteloos absolverende onder expres voorbehoudt van all hetgene desen opposant noch naerder tot sijne ontsatingh soude konnen bijbrengen. ×
SERVICE
Contact
 
Vragen