Fragment
Dit is een gedeelte uit de eerste rechtszitting:
Up huijden den 9e octobris anno [XVC LXXXVII hefft die edell und] erenthfesth Diederick Viegh, Heer thott [Zoilen, die Kesterensche] bancke umb extroordonaris recht th[o halden, gespannen] bijnnen Thijell ten huijse van Geridt Michielsen o[irkondt] die jonckheren die oeck edele und erenthfesthe Arndt van Bueren, Henrick van Beinhum, Derick van Brakell, Heijmerick van Bemmell, Herman van Delfft, Ottho van Wijhe, Johan van Wijhe, Jacob Both und Jacob van Steenhuijs.
#Upsettongh#
Anthonis Vorsterman aenlegger und Arndt van Leuwen Henricksen, als volmechtich des waelgebaren heeren, heeren Floris grave thott Culenborch, verwerder hebben oer saecken uijthgestalt wes aver veirthien daegen offte naeste gerichtsdach.
Die saecke tuschen sijn gnaden van Culenborch und die weduwe van Arijen van Hattem is upgesath wes ten naesten.
#Upgesath#
Roloff van Eick und Gaert Otten hebben avergegeven, dat sij up die irste verschrievonge van Anthonis van Dornick, volmechtich Wijlhem van Essevelt, binnen Tijell sullen inhalden oere questie belangende die bijnnenjaersche verschenen pachten in frundtschappen verdragen. Und so sij buijten kentelicken noethsaecken nijeth en compareren, sullen versteken sijn und als verwonnen geëxecuteertt werden. Actum voer den heeren amptman und gerichtzluijden Beinhum und Arndt van Leuwen.
Hanrick Wijnantsen, volmechtich van Anna Cornelisdochter weduwe, werdinne in den Ram thott Utrecht, spreckt aen mijth recht tuschen peindongh und pandtkerongh Wijlhem die Kock voer die summa van 159 gulden nha inhalt zekere obligatie, und noch voer vijfftich gulden die sij daerbij tho schaeden kompt. Und bedinght hiermede sijn wacht.
#Ordell#
Bemmell habet ordell.
[Jacob] van Steenhuijs spreckt aen mijt recht tuschen peindongh und pandtkerongh Geridt van Dijen voer twijntich philippusgulden voer bijnnenjaersche erschenen pacht, und noch voer twijntich philippusgulden achterstedige erffpacht, und voer den schaeden van rechten. Und bedinght hiermede sijn wacht.
Wolter van den Berch spreckt mijt recht tuschen peindongh und pandtkerongh Wijlhem die Kock voer die summa van 36 gulden, als voer eijn bijnnenjaersche verschenen renth, und noch voer 36 derselver gulden achterstedichijt, und noch voer XVIII gulden bijnnenjaersche renth, und noch voer XVIII gulden derselver achterstedichijt. Alleth vermoegens zegell und brieve hiermede exhiberende. Und bedinght hiermede sijn wacht.
#Ordell#
Ottho van Wijhe habet ordell.
Adriaen van Driell, volmechtich van Arijen van Hattem, spreckt aen mijt recht Mechtelt weduwe zaligher Geridt Roloffs als boedelholster und Roloff Geridtsen und Henrick Geridtsen und Merrij Geridtsdochter als erffgenhamen oers vaders, elcx besonder voer die summa van hondertt und thien gulden vermoegens sijn eijgen handth und noch voer 25 gulden die hij daerbij tho schaden kompth. Und bedinght hiermede sijn wacht.
#Ordell.
Hiervan eijn voerordell, Delfft habet .
Arijen van Driell Jacobsen spreckt aen mijt recht tuschen peindongh und pandtkerongh Pons van der Eem, als erfgenham sijns vaders Derick van der Eem, und die weduwe Joesth van Essevelt als boedelholster mijt oer kijnderen, elcx besonder voer sess gulden bijnnenjaersche renth, und voer honderth gulden hoefftgelts voer beter vestenis. Und bedinght hiermede sijn wacht.
Hiervan eijn ordell, Bemmel habet.
Wolter van Hattem spreckt aen mijt recht tuschen peindongh und pandtkerongh Derick van Eick, volmechtich die weduwe van zaliger Henrick van Maurick, voer die summa van ICL gulden herkomende van kargelt, alleth thott goeder rekenongh vermoegen desselvigen volmechtiger eijgen handth, und noch XXV gulden die hij daerbij tho schaeden kompth. Und bedinght hiermede sijn wacht.
#Aenspraeck#
Johan Thoenissen, volmechtich van meijster Humbert [spreckt aen mijt recht] tuschen peindongh und pandtkerongh Wolter van Hattem [voer die] summa van XII gulden bijnnenjaersche renthen [und voer] XV jaeren achterstedige renthen, thott goeder rekenongh, und noch voer die summa van IIC gulden hoefftgeltz vermoegens segell und brieve, und noch voer L gulden die hij daerbij tho schaede kompth. Und bedinght hiermede sijn wacht.
Geridt Bloem spreckt aen mijt recht tuschen peindongh und pandtkerongh heer Johan van Ameronghen, pastoer thott Loessden, voer die suma van IIIC gulden vermoegens sijne eijgen handt ende IIIC [gulden] die hij daerbij tho schaeden kompt. Und bedinght hiermede sijn wacht.
×