Fragment
Dit is de gerichtsdag van 15-08-1780 en de vergadering van 27-08-1781:
Crimineele gerichtsdag gehouden te Kesteren op den ordinaris gerichtsdag den 15 augustus 1780.
Praesentibus Cornelis de Cocq van Delwijnen gesubstitueerde amptman, Jacob Derk van Brakell, Jan Elias van Lijnden, Gerrit Willem van Balveren, landschrijver.
De heer gesubstitueerde amptman ter lectuure hebbende overgelegd den tichte crimineel geëxhibeerd ende overgegeven door ofte vanwegens den hooggebooren heere Jan Walraad graaf van Welderen, amptman, richter en dijkgraaf des Ampts van Nederbetuwe, ratione officii klager en citant ter eener contra Michiel van IJsselstijn, vilder te Buuren, beklaagde, geauffugeerde en geciteerde ter anderer zijde. Waarbij gemelde heer klager en citant concludendo contendeert, ten einde bij definitive sententie van deezen hoogadelijken landgerichte den beklaagde, ter zaake dat hij zich ingevolge genoegzaame indiciën en bewijsdommen niet heeft ontzien om op den 6 april des jaars 1779 in de weide de Polders genaamd, onder het kerspel Zoelen in deezen Ampte gelegen, toenmaals in pagt gebruikt zijnde bij Roelof Peterse van Westering, een jaarig paard of zogenaamd vool of grasveulen praesumtief te dooden, immers hetzelve buiten wil, weten en consent van den eigenaar af te villen en het vel aan Herman van Haarlem te Buuren op denzelven 6e april des avonds te verkopen, en zich in allen gevalle aan een hoog strafbaar delict schuldig te maaken en vervolgens op den 8 april zich van Buuren, alwaar hij gearresteerd en gedetineerd was, met de vlugt te sauveeren en alnog voortvlugtigh uit deezen Ampte en schuilende te blijven, zal worden gebannen uit deezen Ampte, met interdictie van daarin nooit weder te mogen komen op poene van zwaardere straffe. Ofte wordt in omnem eventum geconcludeerd tot zodaane andere zwaardere of ligtere crimineele straffe, als haar hoogwelgeboorens ex meritis causae en overeenkomstig het beloop deezer proceduire zullen goedvinden te behooren. Alles met condemnatie van den beklaagden in de kosten en misen van justitie ofte etc.
Vervolgens heeft gemelde heer gesubstitueerde amptman almede ter lectuure overgelegd de tichte crimineel geëxhibeerd ende overgegeven voor ofte vanwegens den hooggebooren gestrengen heere Jan Walraad graaf van Welderen, amptman, richter en dijkgraaf deezes Ampts, ratione officii klaager en citant ter eener contra Teunis of Anthonij, in de wandeling het Haasje genaamd, geboortig zullende zijn uit Soerland, en in den zomer des jaars 1778 als maaijer en in het voorjaar 1779 als arbeider gewerkt hebbende bij Gerrit Vermeulen, hospes aan het Vheer te Heusden, beklaagde, geaufugeerde en geciteerde ter anderer zijde. Waarbij gemelde heer klaager en citant ratione officii concludendo contendeert, ten einde bij definitive sententie van deezen hoogadelijken lantgerichte den beklaagde, ter zaake dat hij zich ingevolge genoegzaame indiciën en bewijsdommen niet heeft ontzien om op zondag den 28 maart 1779 des voor de middags zich in het huis van Cornelis de Canselaar te Heusden te begeven en aldaar, in absentie van denzelve de Canselaar, een kist met geweld open te breken en daaruit te stelen sestien rijders en vijf halve rijders en ongeveer honderd guldens aan zilvergeld, en zich vervolgens met de vlugt te sauveeren en alnog voortvlugtig te blijven, zal worden gebannen uit deezen Ampte met interdictie van daarin nooit weder te mogen komen op poene van zwaarder straffe. Ofte wordt in omnem eventum geconcludeerd tot zodaane andere zwaardere of ligtere crimineele straffe, als haar hoogwelgeboorens ex meritis causae en overeenkomstig het beloop deezer proceduire zullen goedvinden te behooren. Met condemnatie van beklaagde in de kosten en misen van justitie, ofte etc.
Haar hoogwelgeborens beide voorschreven tigten hebbende geëxamineerd en op alles geleth hebbende, waarop eenigzints te letten stont, hebben beide beklaagdens haar le[ven] lang uit deezen Ampte gebannen op poene van zwaardere straffe, zo ooit wederom daarin mogten komen, met condemnatie in de kosten en misen van justitie.
Vide dezelve sententiën in 't gerichtelijk signaat folio's 223 en verso.
----------
Omnibus excepto amptman Welderen.
Op ingekomen 's Hoves missive van den 13e augustus 1781, houdende met meerdere zeeker addres aan haar edele mogende door ofte namens den capitain de Prophalon gedaan om eenige geconfineerdens in 't tuchthuis, die geneegen mogten zijn naar Oost-Indiën te vaaren, te mogen engageeren voor den dienst van den Oost-Indische Compagnie tot onderhouding der militie in derzelver etablissementen, en dezelve vervolgens te mogen overneemen en transporteeren. Dat onder andere tuchtelingen zig daartoe had opgedaan Jan van den Berck, bij sententie van deezen gerichte onder anderen voor den tijd van 20 jaaren in 't voorszeide huis geconfineerd. Dat haar edele mogende hadden vermeend den voorszeide geconfineerden daartoe een zeer geschikt suject te zijn en dienthalven te mogen weten, of haar hoogwelgeboorens in die remissie en overgave zouden kunnen bewilligen, met verdere bijgevoegde informatie op wat wijze en onder welke restrictiën die relaxatie en overgave 't gevoeggelijkst zouden kunnen geschieden.
En hierop bij eene circulaire missive in scriptis geadviseerd zijnde, hebben haar hoogwelgeboorens in gemelde remissie en overgaave, onder de restrictiën bij haar edele mogendes resolutie bepaald, geconsenteerd. Blijvende het bannissement van den geconfineerden in staat. Met overlaatinge aan haar edele mogende om omtrent meergemelde relaxatie en overgaave de nodige orders te stellen enz.
Actum den 27 augustus 1781.
Vide de lias van brieven.
×