Samenvatting
Met het blote oog slagen we er niet altijd in een tandheelkundige behandeling naar behoren uit te voeren, te controleren of om afwijkingen in de mond vroegtijdig te signaleren. Om die reden zijn optische hulpmiddelen zeer welkom, want zij vergroten de waarneming van een object zonder dat we ons hoofd of het werkveld hoeven te verplaatsen. Een loepbril bestaat uit twee oculairs die onder een kleine hoek met elkaar staan. Het kijken door de loepbril vereist hierdoor een inwaartse rotatie van de oogbollen (convergentie), wat activiteit van de oogspieren vergt. Er is onderscheid in het type optiek en het systeem waarmee de lenzen bevestigd zijn. De mate van vergroting van een loepbril moet vooraf worden gekozen. Een vergrotingsfactor 2,5× is doorgaans geschikt voor tandheelkundig gebruik. Hoe hoger de vergroting, hoe zwaarder de bril en hoe minder het comfort. Een extra lichtbron is geen luxe maar noodzaak. Moderne ledlampen zijn stil, minder warm, compact en licht in gewicht. Het duurt gemiddeld ongeveer een maand om goed met een loepbril overweg te kunnen, maar er bestaan grote individuele verschillen. Assistentie aan de stoel is niet noodzakelijk, maar draagt wel bij aan een goede implementatie. Bij het aanmeten van een loepbril moet de persoon voor wie de bril bedoeld is, in de juiste werkhouding zitten. Wordt aan die voorwaarde voldaan, dan zal het lichaam deze houding wederom aannemen als de loepbril onder werkomstandigheden wordt gebruikt. Een fout aangemeten loepbril leidt eerder tot een foute zithouding, wat vanzelfsprekend vermeden moet worden. Het gebruik van een loepbril leidt vaak tot een toename van de statische houding, vooral als er met een sterke vergroting wordt gewerkt. Dit leidt tot vermoeide oogspieren, hoofdpijn en chronische pijn in de nek of de schouders. Om dit te voorkomen is het van belang de juiste balans te vinden tussen de fysieke eisen die aan een tandarts met een loepbril worden gesteld (belasting) en wat het lichaam aankan (belastbaarheid). De oculairs van een behandelmicroscoop staan parallel opgesteld, dus niet convergerend zoals bij de loepbril. Deze stand geeft de oogspieren rust, omdat de focus op oneindig ligt. Essentieel voor een microscoop is de combinatie van stabiliteit en manoeuvreerbaarheid. De hoge stabiliteit maakt het mogelijk met een sterke vergroting te werken. Hierbij hoeft de tandarts, anders dan bij een loepbril, zijn eigen lichaamshouding minder te fixeren. Tijdens een behandeling wordt er meermaals van vergroting gewisseld, afhankelijk van hetgeen waarvoor de microscoop wordt ingezet: zich oriënteren op het werkveld (2× tot 8×), het uitvoeren van handelingen (8× tot 16×) of het uitvoeren van een inspectie (16× tot 30×). De lichtinval bij een behandelmicroscoop is coaxiaal, dus schaduwvrij. Het leren werken met een behandelmicroscoop kost al gauw zes tot twaalf maanden. Voor een microscoopgebruiker is een stoelassistent onmisbaar, want zonder dit extra paar handen en ogen nemen de efficiëntie, veiligheid en ergonomie sterk af. De tandarts met microscoop hanteert de passieve variant van de neutrale houding. Dat wil zeggen dat hij of zij te allen tijde gebruikmaakt van een rugsteun om de (natuurlijke) lumbale lordose te ondersteunen. Verder zit de tandarts zo dicht mogelijk bij de patiënt, bij voorkeur met zijn schoot tegen de hoofdsteun van de patiënt. Om vlot en efficiënt te kunnen werken is het belangrijk dat ogen en handen zo veel mogelijk op het werkveld gericht zijn. Anderzijds is enige dynamiek nodig om de statische houding, die zeker ook speelt bij het werken met een behandelmicroscoop, geregeld te doorbreken.