Fragment
Dear Jane, dear Maxwell, als ik zo vrij mag zijn—Maarten Kloos
Amsterdam, October 2nd, 2016
Dear Jane, dear Maxwell, als ik zo vrij mag zijn.
Eigenlijk ligt het al heel lang voor de hand om jul-
lie een keer te schrijven. Eenvoudig omdat ik door
de jaren heen op talloze momenten aan jullie heb
moeten denken, en letterlijk alle keren dat ik met
jullie werk werd geconfronteerd, een grote ver-
wantschap heb gevoeld.
Waar zal ik beginnen?
Misschien het beste bij een heel algemeen thema
als verankering, want ik heb de laatste jaren vaker
dan ooit het gevoel dat de kwaliteit van zo onge-
veer alles wat architecten en stedenbouwkundi-
gen bedenken, in de eerste plaats afhangt van dat
ene thema. Dat is niet vreemd, want waarschijnlijk
geldt voor bijna iedereen dat menselijk geluk be-
gint bij het gevoel dat je je ergens op de juiste plek
bevindt. Op de juiste plek op aarde, in het juiste
land en de juiste omgeving, waar zich onder het
juiste dak de juiste kamer bevindt om met een ge-
rust gevoel het leeslampje naast je bed uit te kun-
nen knippen.
Het gaat dus om een thema dat fundamenteel is en
ook breed kan worden gedefinieerd. Politiek, ruim-
telijke ordening en volkshuisvesting zijn de midde-
len die moeten voorzien in condities waarin men-
sen zich veilig voelen en het gevoel hebben dat ze
worden gewaardeerd doordat ze kunnen werken 70
Edited by 3 members
en zo een bestaan kunnen opbouwen, maar ook
doordat ze geestverwanten kunnen ontmoeten met
wie ze zich kunnen ontspannen. Politici, planolo-
gen, stedenbouwkundigen, architecten en andere
creatievelingen, hebben als taak en uitdaging om
functies zo te situeren, te organiseren en vorm te
geven dat er een balans is tussen capaciteit, toe-
gankelijkheid, mate van diversiteit en programma-
tische relevantie. Uiteindelijk ook allure, zeg: de ar-
chitectuur.
Ik vind het altijd weer zeer verhelderend om, waar
dit ook maar aan de orde is, de checklist even af te
lopen: dit nieuwe gebouw..., staat het op de goede
plek, is er een juiste relatie met de omgeving, heeft
het de functie waaraan hier behoefte is, voorziet
het in de behoefte van degenen voor wie het be-
stemd lijkt te zijn, en zijn de toegankelijkheid en de
interne organisatie adequaat? Het is frappant hoe
vaak situaties, van welke aard dan ook, in hun to-
taliteit niet blijken te kloppen.
Dergelijke gedachten waren volgens mij ook voor
Maxwell richtinggevend toen hij werkte aan het
boekje ‘Fine building’ (Londen, 1944). Een opmer-
kelijk boekje dat mij fascineert, om te beginnen al
vanwege het moment waarop het is ontstaan.
In de loop van de twintigste eeuw zijn wij eraan
gewend geraakt om te spreken van de wereld vóór
de oorlog versus de wereld erna. Dat idee is inmid-
dels, nu het weer bijna overal oorlog is, behoorlijk
achterhaald, maar van jouw boek kunnen we nog
steeds zonder problemen zeggen dat het precies
tussen die twee werelden ontstaat, namelijk mid-
den in ‘de’ oorlog. Nog interessanter: je schrijft het
in 1942, in je vrije tijd, terwijl je je in dienst van het
War Office bezig houdt met infrastructurele voorzie-
ningen voor de strijdkrachten. Het wordt gepubli-
ceerd in 1944, in een periode waarin jij en Jane
allebei in Afrika zitten. Ver weg van een dramatisch
keerpunt in de geschiedenis als D-Day en ook ver van
het bombardement op Londen waarbij nota
bene jullie eigen kantoor en delen van jullie archie-
ven, worden vernietigd. Iemand zoals ik, die pas
later is geboren, kan er alleen maar naar gissen
hoe heftig dit moet zijn geweest.
Ongelofelijk is in dit licht de openingszin van je
boek: ‘Little birds build their nests in fields and
hedgerows in a tiny architecture immutably fixed
in its material and form by the constant pressure
of those natural forces that have controlled the
destinies of little birds from the beginning of time;
and we, building our larger and more complicated
nests, do so in larger fields, under the same sky,
controlled, despite our seeming gift of choice, by
the same natural forces.’ Het is een zin die vervol-
gens de perfecte opmaat blijkt te zijn voor je kriti-
sche verhandeling over hoe er ook sinds de aanna-
me van de ‘Town Planning Act’ in 1909 en ondanks
allerlei mooie theorieën, nog veel te weinig verbe-
tering tot stand is gebracht in de woonomstandig-
heden in de industriesteden. En vooral over een
nieuw soort Engeland, dat na de oorlog zou moe-
ten ontstaan en gebaseerd zou moeten zijn op een
goed doordachte ‘(…) adjustment of natural cause
and effect to man’s uses.’ (op cit., p. 143)
Bij het lezen van het boekje probeer ik me ‘en pas-
sant’ voor te stellen hoe het er toen bij jullie thuis aan
toe ging. Jij toont je in tekst en beeld een milde mo-
dernist, een denker met een duidelijk socialistische
overtuiging. En deze denker zat dan aan één tafel
met een vrouw (Jane) die in commentaren wel ‘the
outstanding woman architect of her generation’
wordt genoemd en meer dan jij een doener was.
Haar feminisme heeft zich dan al radicaal gema-
nifesteerd wanneer ze in het begin van de oorlog
louter vrouwelijke medewerkers om zich heen wil
hebben. Terwijl jij schrijft, werkt zij aan de tentoon-
stelling ‘Rebuilding Britain’ (1943) en is ook zij, zo
mogelijk nog meer dan jij, voortdurend bezig met
de de relatie mens en omgeving. ‘The Architecture
×