niet beschikbaar
niet beschikbaar
Informatie
Herroepingsrecht is uitgesloten voor eBooks. Een download van een eBook of luisterboek is niet meer te herroepen op het moment dat u, na aanschaf van het e-book, de download heeft gestart.
Hoofdstuk 07: Herfstvakantie
Ik sta voor de deur van Anne’s slaapkamer. Ondanks dat ik mijn hand al om de klink heb, krijg ik het niet voor elkaar om hem te openen. Het is niet dat ik bang ben om de discussie met haar aan te gaan, want voor een goed potje debatteren ben ik altijd wel in.
Ik ben vooral bang dat Anne gewoon niet eerlijk zal vertellen wat haar zo dwars zit. Het is niet voor het eerst dat ze op een compleet onverwacht moment volledig ontploft. Voor een simpele ziel als ik, zit daar echt geen logica achter.
Af en toe laat Anne wel eens iets doorschemeren over dingen waar ze mee zit, of over problemen die ze heeft. Meestal gaat het dan echter over triviale dingen of haar huiswerk. Echt diep laat ze me niet toe. Ik zucht. Misschien had ik Chantal moeten vragen om naar boven te gaan. Aan de andere kant, het is waarschijnlijk beter dat zij Noor helpt met het verschonen van haar bed.
Na nog een diepe zucht waag ik de sprong in het diepe en ga ik Anne’s slaapkamer binnen. Bij de meeste tieners, waaronder ook Noor, is de slaapkamer een enorme bende. (Oké, zelfs bij sommige twintigers, moet ik eerlijk toegeven.) De kamer van Anne is echter spik en span; zo schoon dat je het bijna niet zou geloven. Ik vermoed dat het de invloed van Scouting is. Daar is haar toch een hoop discipline toegebracht. Marnix is het niet geweest. Dat was de grootste sloddervos die ik ooit heb meegemaakt.
Anne ligt op bed, met haar gezicht begraven in haar kussen. Duidelijke snikken verraden dat ze aan het huilen is. Als ik haar zo zie liggen, valt het me pas op hoeveel ze de laatste maanden gegroeid is. Ze past qua lengte al bijna niet meer in haar bed.
Ik ga op de rand van het bed naast haar zitten en leg mijn hand op haar rug. “Hé, gekke druif, wat is er toch aan de hand?” vraag ik voorzichtig. Ze draait zich voorzichtig naar me toe. Haar gezicht is rood en het is duidelijk dat ze al flink gehuild heeft. Ik grijp naar mijn broekzak om haar mijn zakdoek te kunnen geven, maar krijg de kans niet.
Als een bliksemschicht zo snel pakt ze mijn shirt vast en tilt ze zichzelf in mijn armen. Snel ondersteun ik haar, terwijl ze opnieuw behoorlijk hard begint te huilen. Ondanks dat ik het niets vind dat ze zo verdrietig is, raakt het me wel dat Anne bij me wilt uithuilen. Normaal moet ze niet zoveel hebben van knuffels of een troostende kus.
Ongeveer een kwartier later heeft ze voor het eerst zachtjes iets tegen me kunnen zeggen. “Ik weet het zelf ook niet goed”, kan ik nog net verstaan, gevolgd door een emotioneel ‘sorry’.
“Lieverd, het geeft niet. Toen ik jouw leeftijd had, ben ik ook regelmatig tegen Jan en alleman uitgevlogen, hoor. Tegen je vader, je opa en soms zelfs tegen je oma. Die was net als Noor, zo lief dat je twee minuten later al niet meer snapt waarom je boos op ze bent geworden. Noor is niet voor niets naar haar vernoemd. Jij hebt meer geluk wat dat betreft. Duidelijk hetzelfde knappe uiterlijk als je Pa en ik!” probeer ik haar te troosten.
Inmiddels heeft ze mijn zakdoek wel en terwijl ze haar ogen droogt, protesteert ze zachtjes. “Niet! Ik lijk gelukkig op Mama”, zegt ze quasi-beledigd. Maar zodra ze me aankijkt, en ziet dat ik een pruillip trek, kan ze haar lach niet meer onderdrukken.
“Sukkel”, zegt ze. “Je moet me niet laten lachen, ik ben boos!” Speels draait ze zich van me af. “Boh! Wie is hier nou de sukkel? Je weet niet eens waarom je boos bent!” roep ik, terwijl ik haar terugdraai. “Nou, dan zijn we allebei sukkels. Maar jij bent de grootste”, zegt ze triomfantelijk. “Daar kan ik je geen ongelijk in geven”, zeg ik, terwijl ik haar stevig knuffel.